volgende op die waarin het verzoek is ingediend. Een verzoek tot inhouding
raag slechts eenmaal per kalenderjaar worden ingediend.
3« Het spaarbedrag wordt gestort op een door de ambtenaar te zijnen name bij
een spaarinstelling geopende bijzondere spaarrekening.
4. Indien een spaarinstelling de bepalingen van deze regeling niet nakomt,
kunnen burgemeester en wethouders bepalen, dat geen verdere spaarbedragen,
als bedoeld in het eerste lid, naar deze spaarinstelling mogen worden cver-
gemaakt
Artikel 10.
Het verzoek, bedoeld in artikel 9? eerste lid, dient te geschieden door
middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanmeldingsformulier.
Hit verzoek wordt bij burgemeester en wethouders ingediend, nadat de
ambtenaar met gebruikmaking van hetzelfde formulier de door hem gekozen instel
ling heeft verzocht te zijnen name een bijzondere spaarrekening te openen.
Artikel 11
Wijziging van het bedrag van de inhouding, bedoeld in artikel 9, eerste
lid, beëindiging van de inhouding en verandering van spaarinstelling geschie
den op daartoe strekkend verzoek van de ambtenaar door middel van een door bur
gemeester en wethouders vastgesteld formulier. Deze verzoeken, welke slechts
eenmaal per kalenderjaar mogen wrorden ingediend, gaan in bij de uitbetaling
van de bezoldiging over de tweede maand, onderscheidenlijk over de eerste loon-
week van de tweede maand volgende op die waarin het desbetreffende verzoek is
ingediend.
Artikel 12.
De ambtenaar heeft de vrije beschikking over de op zijn bijzondere spaar
rekening gestorte bedragen.
Artikel 13»
1Onverminderd de door de spaarinstelling te vergoeden rente heeft de ambtenaar
aanspraak op een spaarpremie, indien een spaarbedrag, sinds het einde van het
jaar, mraarin het op diens bezoldiging werd ingehouden, ten minste vier jaren
ononderbroken op diens bijzondere spaarrekening heeft uitgestaan.
2. De ambtenaar, die ontslagen is wegens het bereiken van de 65—jarige leeftijd
of die uit hoofde van zijn ontslag recht heeft op dadelijk ingaand pensioen,
heeft aanspraak op spaarpremie, mits zijn tegoed op zijn bijzondere spaar
rekening of een deel ervan ten minste één jaar voor de d_atum van zijn ontslag
ononderbroken op die rekening heeft uitgestaan.
3. De ambtenaar, die op andere gronden dan bedoeld in het tweede lid is ont
slagen, heeft aanspraak op een gedeelte van de spaarpremie, dat evenredig
is aan het aantal volle kalenderjaren, gedurende hetwelk een bedrag op diens
bijzondere spaarrekening heeft uitgestaan.
4» Indien de ambtenaar op de datum van zijn overlijden een tegoed op zijn bij
zondere spaarrekening had, hebben zijn rechtverkrijgenden te dier zake aan
spraak op een spaarpremie.
5. Voor de berekening van de spaarpremie, bedoeld in artikel 2, tweede lid,
worden de in de vorige leden bedoelde bedragen als premiegrondslag aange
merkt.
Par. 2. Opnemen van spaarbedragen van de bijzondere spaarrekening.
Artikel 14.
1. Aanspraak op spaarpremie bestaat tevens, indien;
a. de ambtenaar aantoont, dat hij een van zijn bijzondere spaarrekening op—
- genomen -