52
6. Voorstel tot vaststelling van een conserverings-
verordening voor de bebouwde kom van Grouw.
GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
Aan de gemeenteraad.
No.4381
Grouw, 20 april 1965.
Voor de stedebouwkundige ontwikkeling van de diverse kernen plegen,
zoals u bekend is, uitbreidingsplannen in onderdelen te worden vastgesteld.
Deze uitbreidingsplannen hebben in de regel evenwel geen betrekking op de
bebouwde kommen, waar de bebouwing geacht wordt te zijn voltooid.
De bouw in deze kommen wordt beheerst door de bouwverordening en aan
gezien hierin geen bestemmingsvoorschriften zijn opgenomen, bestaat steeds
de mogelijkheid, dat ongewenste toestanden ontstaan.
Teneinde dit bezwaar te ondervangen opent de woningwet de mogelijk
heid regelend op te treden door de vaststelling van rooilijnvoorschriften,
bouwverboden en kommenplannen, betrekking hebbend op de aard van de be
bouwing en het gebruik van de gronden.
Om de verdere ontwikkeling van de bebouwde kom van Grouw in de hand
te houden, verdient het naar onze mening aanbeveling ter zake toepassing
te geven aan de hierbedoelde wettelijke bepalingen.
De voorbereiding van een kommenplan vergt echter veel tijd en het is
daarom, dat men in vele gemeenten is overgegaan tot de vaststelling van
zgn. conserveringsverordeningen, die beogen, om in afwachting van de tot
standkoming van een kommenplan, de bestaande situatie te bevriezen.
Wij menen, dat ten aanzien van de kom van Grouw ook hier deze gedrags
lijn moet worden gevolgd.
In artikel 1 van bijgaande ontwerp-verordening wordt een omschrijving
gegeven van het gebied, waarop de verordening van toepassing is.
De artikelen 2 en 3 regelen het gebruik van de onbebouwde gronden.
Bepaald is, dat op deze gronden geen vroonhuizen, garages, winkels, fabrie
ken, werkplaatsen, pakhuizen, opslagplaatsen, veestallen, magazijnen of
dergelijke bedrijfsgebouwen mogen worden gebouv/d of uitgebreid.
Onbebouwde gronden, die niet voor opslag worden gebezigd bij de in
werkingtreding van de verordening mogen niet als zodanig worden gebruikt.
Artikel 4 heeft de strekking, te voorkomen, dat woningen na de in
werkingtreding van de verordening worden bestemd tot garage, winkel, fa
briek, werkplaats, pakhuis enz.
Ingevolge artikel 5 mogen garages, winkels enz., welke thans als
zodanig worden gebruikt, conform die bestemming, gebruikt blijven, mits
geen algehele vernieuwing of verandering of belangrijke uitbreiding plaats
vindt.
Artikel 6 geeft cns college de bevoegdheid, van bovenvermelde verbo
den ontheffing te verlenen, indien dit noodzakelijk wordt geoordeeld en
geen stedebouwkundige bezwaren aanwezig zijn. Eventueel kan ook een voor
waardelijke ontheffing worden verleend.
In artikel 7 is het beroepsrecht op de raad geregeld, terwijl inge
volge artikel 8 op grond van de schadevergoedingsverordening der gemeente
aan eventuele gedupeerden een schadeloosstelling moet worden verleend.
- De verordening -