Artikel 5»
Als grondslag voor de "berekening van het "bruggeld wordt aangenomen het
laadvermogen, vermeldt in een voor het vaartuig geldende meetbrief.
Het laadvermogen van een vaartuig, waarvan dit stuk niet wordt vertoond,
wordt door de "brugwachter geschat.
In dat geval is de "belasting naar de uitkomst van die schatting ver
schuldigd tot uit een in kracht van gewijsde gegane uitspraak op een be
zwaarschrift van belanghebbende tegen het ingevolge die schatting geheven
bedrag krachtens artikel 300, tweede lid, in verband met artikel 299 cLer
gemeentewet ingediend, mocht blijken, dat de schatting te hoog is geweest.
Alsdan is de belasting verschuldigd naar het uit die uitspraak blijkende
laadvermogen.
Artikel 6.
Het bruggeld is verschuldigd door de gezagvoerder, de schipper, de eigenaar
of de gebruiker van het vaartuig.
Artikel 7»
Het bruggeld moet op de eerste mondelinge aanvraag van de met invordering
belaste brugwachter worden voldaan.
Verschil van gevoelen over de toepassing dezer verordening schort de be
taling van het bruggeld niet op, doch geeft belanghebbende recht tot het
schriftelijk indienen van bezwaren tegen de heffing bij burgemeester en
wethouders, die over de ingediende bezwaren beslissen.
Ingeval de beslissing daartoe aanleiding geeft, vindt restitutie van het
teveel betaalde plaats.
Artikel 8.
Bij weigering tot betaling van hst verschuldigde bruggeld wordt het vaar
tuig niet doorgelaten. Mocht doorlating reeds hebben plaats gevonden, dan
geeft de brugwachter van de weigering tot betaling onverwijld kennis aan
de gemeente-ontvangerdie onmiddellijk zal overgaan tot de maatregelen
voorgeschreven bij de artikelen 291 292 en 293 der Gemeentewet.
Artikel 9»
Van de betaling van bruggeld zijn vrijgesteld:
a. vaartuigen behorende tot of in gebruik bij de bedrijven en diensten
der gemeente Idaarderadeel5
b. controle-vaartuigen van de provinciale waterstaat;
c. politie-vaartuigen, een en ander met de daarbij behorende roeiboten.
Artikel 10.
Deze verordening vervangt die, vastgesteld bij raadsbesluit van 29
november 1960no. 12, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 10 februari
1961, no. 10 en treedt in werking op 1 januari 1966.
Grouw, 13 oktober 1965-
De raad voornoemd:
voorzitter
secretaris.