10. Bezwaarschrift van J. Sjoerdsma te Grouv tegen de
weigering van een bouwvergunning
GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
No. 289. Aan de gemeenteraad.
Grouw6 februari 1968.
In een alhier op 10 oktober j.l. ingekomen aanvrage heeft de heer
J. SjoerdsmaMeersweg 18 te Grouw vergunning gevraagd voor het veranderen
en vergroten van de dakkapel aan de voorzijde van zijn woning, staande op
bovenvermeld adres op het perceel kadastraal bekend gemeente Grouw, sectie
Ano3090
Bij ons besluit van 28 november j.l. hebben wij de gevraagde vergunning
geweigerd op grond van de volgende overwegingen:
"dat blijkens het overgelegde bouwplan de ontworpen dakkapelmede ge
let op de omstandigheid, dat de onderhavige woning deel uitmaakt van een
dubbele woning, die symmetrisch van opzet is, te fors en te breed is;
dat bedoelde woning bovendien grenst aan de Meersweg, een zeer gevoelig
en aandacht trekkend punt
dat als gevolg van een en ander het bouwwerk, zowel op zichzelf als in
verband met de bestaande omgeving niet zal voldoen aan redelijke eisen van
welstand;
dat het ingediende bouwplan in strijd is met artikel 3^ der bouwveror
dening in deze gemeente;
dat de gevraagde vergunning krachtens het bepaalde in artikel U8, eerste
lid, der woningwet, juncto artikel 21, eerste lid der bouwverordening mits
dien moet worden geweigerd"
Onze beslissing was mede gegrond op het afwijzende advies van de
Provinciale Friese Schoonheidscommissie.
Bij schrijven dd. 27 december j.l. is de heer Sjoerdsma binnen de wette
lijk voorgeschreven termijn bij de raad in beroep gekomen tegen de weigering
daarbij aanvoerend, dat:
a. hier niet gesproken kan worden van een inbreuk op de schoonheid van stad
en land, alhoewel appellant gaarne erkent, dat evenmin van een verbete
ring van het aanzicht sprake kan zijn;
b. hij ernstig geschaad wordt in zijn belangen, doordat hij nu de vergroting
van de ruimte in twee slaapkamersdie dringend noodzakelijk isniet
kan doorvoeren;
c. hij het teleurstellend vindt, dat in dit geval de concrete, practische
belangen achtergesteld worden bij de meer subjectieve eisen van schoon
heid.
De commissie voor het administratief beroep, bedoeld in artikel 65 van
het reglement van orde voor de raadsvergaderingen heeft appellant op 12 janu
ari j.l. in de gelegenheid gesteld, zijn standpunt toe te lichten.
Blijkens het voor u ter inzage liggende rapport, is de commissie van me
ning, dat bij realisering van het bouwplan de symmetrie van het dubbele
pand, waarvan de woning deel uitmaakt, verder zou worden verbroken en een
inbreuk op de welstandseisen zou betekenen. Zij meent dan ook, dat de ver
gunning terecht is geweigerd.
De commissie is van oordeel, dat een meer bevredigende oplossing kan
worden gevonden, wanneer het bouwplan in die zin wordt gewijzigd, dat de
linker raampartij ten koste van het middenstuk 60 cm naar rechts opschuift.
Alsdan zal de gevreesde inbreuk op de welstandseisen naar de mening der
commissie tot een aanvaardbaar minimum kunnen worden beperkt. Appellant
heeft verklaard, gaarne met een zodanige wijziging in te stemmen.
Op grond van een en ander adviseert de commissie, de bouwvergunning met
inachtneming van vorenbedoelde wijziging alsnog te verlenen.
Naar aanleiding van dit rapport hebben wij de voor u ter inzage liggende
tekening doen opmaken, waarin de gesuggereerde wijziging is opgenomen.
- Deze wijziging -