- 2 -
zoldiging een op hele guldens afgerond bedrag ingehouden. Dit spaarbedrag bedraagt
niet meer dan 1*2,per maand.
2. De inhouding gaat uiterlijk in bij de uitbetaling van de bezoldiging over de tweede
maand volgende op die waarin het verzoek is ingediend.
3. Het spaarbedrag wordt gestort op een door de belanghebbende te zijnen name bij een
spaarinstelling geopende bijzondere spaarrekening.
H. Indien een spaarinstelling de bepalingen van deze regeling niet nakomt;, kunnen
burgemeester en wethouders bepalen dat geen verdere spaarbedragen, als bedoeld in
het eerste lid, naar deze spaarinstelling mogen worden overgemaakt.
Artikel b
Het verzoek, bedoeld in artikel 3, lid 1, dient behoudens het bepaalde in het vol
gende lid te geschieden door middel van een door burgemeester en wethouders vastge
steld aanmeldingsformulier (model A)Dit verzoek wordt bij burgemeester en wethou
ders ingediend nadat de belanghebbende met gebruikmaking van hetzelfde formulier de
door hem gekozen instelling heeft verzocht te zijnen name een bijzondere spaarreke
ning te openen.
Degene die reeds een spaarbedrag van zijn bezoldiging liet inhouden op grond van de
"Spaarverordening 1965" wordt geacht het schriftelijk verzoek, bedoeld in artikel 3,
lid 1,te hebben gedaan, tenzij hij schriftelijk heeft- medegedeeld geen inhouding
van een spaarbedrag meer te wensen. In voorkomende gevallen wordt het in te houden
bedrag verminderd tot het in artikel 3, lid 1, genoemde maximum.
Artikel 9°
Wijziging van het bedrag van de inhouding, bedoeld in artikel 3, lid 1, be
ëindiging van de inhouding en verandering van spaarinstelling geschieden op daartoe
strekkend verzoek, van de belanghebbende door middel van een door burgemeester en wet
houders vastgesteld formulier (model B). Aan deze verzoeken, welke slechts eenmaal per
kalenderjaar mogen worden ingediend, wordt uiterlijk bij de uitbetaling van de bezol
diging over de tweede maand, volgende op die waarin het desbetreffende verzoek is in
gediend, gevolg gegeven.
Artikel 6.
De belanghebbende heeft de vrije beschikking over de op zijn bijzondere spaar
rekening gestorte bedragen.
Artikel 7°
1. Indien belanghebbende op zijn bijzondere spaarrekening een totaal van bedragen
heeft staan, die sinds het einde van het jaar waarin zij op zijn bezoldiging zijn
ingehouden ten minste vier jaar op die rekening hebben uitgestaan, dan wel ingevolge
artikel 12 moeten worden geacht te hebben uitgestaan, heeft hij ten laste van de
gemeente aanspraak op een spaarpremio van 25% van het totaal van die bedragen tot
een maximum van 126,een en ander voor zover daarover nog geen spaarpremie is
toegekend
2. Indien belanghebbende, die als gevolg van de omstandigheid dat zijn bezoldiging meer
is gaan bedragen dan het in artikel 1 lid 1bedoelde maximum niet langer als be
langhebbende kan worden aangemerkt, op 1 januari van het kalenderjaar volgend op
het jaar waarin zijn bezoldiging evenbedoeld maximum heeft overschreden nog een be
drag op zijn bijzondere spaarrekening heeft staan dat ten minste een vol kalender
jaar ononderbroken op die rekening heeft gestaan of ingevolge artikel 12 moet worden
geacht te hebben gestaan, heeft hij aanspraak op een spaarpremie ten bedrage van
zoveel vierden ^an 25% van dat bedrag als dat bedrag volle kalenderjaren op die re
kening heeft gestaan of ingevolge artikel 12 moet worden geacht te hebben gestaan,
een en ander voor zover daarover nog geen spaarpremie is toegekend.
3. Indien belanghebbende is ontslagen met recht op wachtgeld of uitkering en hij op de
datum van zijn ontslag een tegoed op zijn bijzondere spaarrekening heeft staan
waarover nog geen spaarpremie is toegekend, heeft hij - tenzij hij heeft gebruik
gemaakt van de hem in artikel 9 toegekende bevoegdheid dan wel binnen twee maanden
weer belanghebbende is geworden - aanspraak op een spaarpremie van 25% van dat te
goed. - 3 -