- 5
Hoofdstuk III
VERRICHTE BETALINGEN T.B.V. BESTEDIHGSOBJECTEK MET AANSPRAAK OP EN TOEKENNING VAN
SPAARPREMIE
Artikel 17*
Belanghebbende, die niet of niet tot het maximaal toegestane bedrag op in artikel
3 van hoofdstuk II aangegeven wijze aan de in deze verordening vervatte regeling deel
neemt, kan aan die regeling deelnemen door het voor premietoekenning in aanmerking
brengen van door hem verrichte betalingen.
a. ter voldoening van premies verschuldigd ingevolge ëên of meer overeenkomsten van
levensverzekering
b. ten behoeve van één of meer bestedingen, als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder B,
van de Spaarverordening 1965, zoals die regeling laatstelijk luidde, waarvoor hij
in 1968 betalingen heeft verricht welke hij voor premietoekenning in het kader van
evengenoemde verordening in aanmerking heeft gebracht
Artikel 18.
Indien belanghebbende in het laatstverlopen kalenderjaar bedragen heeft uitgegeven
wegens het verrichten van betalingen als bedoeld in artikel 17heeft hij ten laste
van de gemeente aanspraak op een spaarpremie van 25% van het in dat kalenderjaar te
dier zake uitgegeven totaalbedrag, voor zover dat bedrag niet te boven gaat het ver
schil tussen enerzijds zoveel maal h2als het tijdvak, gedurende hetwelk hij
in dat kalenderjaar zonder onderbreking belanghebbende is geweest, maanden - een ge
deelte van een maand voor een maand gerekend - telt. en anderzijds het totaal van
de in dat tijdvak op zijn bezoldiging ingehouden bedragen.
Indien degene die als gevolg van de omstandigheid dat zijn bezoldiging meer is gaan
bedragen dan het in artikel 1, eerste lid, bedoelde maximum niet langer als belang
hebbende kan worden aangemerkt, in het laatstverlopen kalenderjaar -- waarin de be
zoldiging van betrokkene meer is gaan bedragen dan evenbedoeld maximum - bedragen
heeft uitgegeven wegens betalingen als bedoeld in artikel 17, heeft hij aanspraak
op een spaarpremie van 25% van het te dier zake door hem in dat kalenderjaar uitge
geven totaalbedrag, voor zover dat bedrag het met overeenkomstige toepassing van
het gestelde in het eerste lid berekende verschil niet te boven gaat»
Indien belanghebbende in het tijdvak tussen het begin van het kalenderjaar waarin
hij is ontslagen en de datum van zijn ontslag bedragen heeft uitgegeven wegens be
talingen als bedoeld in artikel 17, heeft hij aanspraak op een spaarpremie van 25%
van het te dier zake door hem in evengenoemd tijdvak uitgegeven totaalbedrag, voor
zover dat bedrag het met overeenkomstige toepassing van het gestelde in het eerste
lid berekende verschil niet te boven gaat
Indien belanghebbende overleden is en in het tijdvak tussen het begin van het kalen
derjaar waarin hij is overleden en de datum van zijn overlijden bedragen heeft uit
gegeven wegens betalingen als bedoeld in artikel 17. hebben de rechtverkrijgenden
van de overledene aanspraak op een spaarpremie van 25% van het te dier zake door de
overledene als belanghebbende in evengenoemd tijdvak uitgegeven totaalbedrag, voor
zover dat bedrag het met overeenkomstige toepassing van het gestelde in het eerste
lid berekende verschil niet te boven gaat
Artikel 19»
1In geval van ontslag met recht op wachtgeld of uitkering is de gewezen belanghebben
de, zolang hij niet wederom belanghebbende in de zin van deze verordening is gewor
den, bevoegd gedurende het tijdvak dat hij recht heeft op wachtgeld of uitkering,
maar niet langer dan vijf jaar, de door hem verrichte betalingen als bedoeld in
artikel 17 voor premietoekenning in aanmerking te brengen. Degene die van deze be
voegdheid gebruik wenst te maken dient daarvan uiterlijk op de dag van ingang van
zijn ontslag aan burgemeester en wethouders kennis te geven.
2o Ten aanzien van de gewezen belanghebbende die van de bevoegdheid, als bedoeld in het
vorige lid, heeft gebruik gemaakt, vinden de artikelen van dit hoofdstuk overeenkom
stige toepassing.
3.
V*
k.
- 6 -