Artikel 20.
1Een verzoek van de belanghebbende, de gewezen belanghebbende of rechtverkrijgenden
van de overleden belanghebbende om toekenning van spaarpremie wegens betalingen, be
doeld in artikel 17, kan, behoudens in de gevallen van ontslag en overlijden,
slechts na afloop van het kalenderjaar waarin deze betalingen zijn verricht bij
burgemeester en wethouders worden ingediend en dient te geschieden door middel van
een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier (model C).
2. De verzekeringsinstellingen verstrekken aan de betrokkenen, bedoeld in het vorige
lid, op hun verzoek een voor zoveel nodig ingevuld en getekend formulier, door
burgemeester en wethouders vastgesteld (model D).
3. De spaarpremie wordt zo spoedig mogelijk aan de belanghebbende, gewezen belanghebben
de of rechtverkrijgenden van de overleden belanghebbende uitgekeerd.
Hoofdstuk IV.
OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 21
1. Bedragen door een belanghebbende gespaard op een bijzondere spaarrekening in de zin
van de Spaarverordening 19^5 worden geacht te zijn gespaard op een bijzondere spaar
rekening in de zin van deze verordening.
2. Het bepaalde in artikel 9 en in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing ten
aanzien van de gewezen ambtenaar in de zin van de Spaarverordening 19^5 die gebruik
maakte van de hem in artikel k dier regeling verleende bevoegdheid en wiens laatst
genoten bezoldiging in de betrekking waaruit hem ontslag met recht op wachtgeld of
uitkering is verleend niet meer bedroog dan het in artikel 1, lid 1, van deze ver
ordening bedoelde maximum.
Artikel 22.
1De ambtena,ar in de zin van de Spaarverordening 19^5 op wiens bijzondere spaarreke
ning in de zin dier verordening op de dag voor de datum van inwerkingtreding van
deze verordening een voor 1 januari 1969 op zijn bezoldiging ingehouden bedrag uit
stond en die niet de hoedanigheid van belanghebbende in de zin van deze verordening
verkrijgt, komt in aanmerking voor toekenning van een spaarpremie.
2. De spaarpremie bedraagt voor elk kalenderjaar - een gedeelte van oen kalenderjaar,
indien dat niet is het jaar van inhouding, voor een vol kalenderjaar gerekend
gedurende hetwelk de desbetreffende bedragen op de in het vorige lid bedoelde bij
zondere spaarrekening hebben uitgestaan of ingevolge artikel 12 moeten worden ge
acht te hebben uitgestaan, een evenredig deel van dc spaarpremie waarop de betrokke
ne ingevolge de Spaarverordening 1965 aanspraak zou hebben gehad indien de verorde
ning niet was ingetrokken en het voor de toekenning van een spaarpremie bepaalde
aantal van vier kalenderjaren was vervuld.
3. Het in de beide vorige leden bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien
van de gewezen ambtenaar in de zin van de Spaarverordening 1965 die gebruik maakte
van de hem in artikel h van die verordening verleende bevoegdheid, maar niet inge
volge het bepaalde in artikel 21, lid 2, kan deelnemen aan de in deze verordening
vervatte regeling.
Artikel 23.
De ambtenaar in de zin van de Spaarverordening 1965 die voor de datum van inwer
kingtreding van deze verordening periodieke betalingen heeft verricht in de zin van de
Spaarverordening 1965 zoals die regeling laatstelijk luiddeheeft te dier zake aan
spraak op de spaarpremie waarop hij aanspraak zou hebben gehad ingevolge de Spaarver
ordening 1965 indien die verordening niet was ingetrokken en hij op evenbedoelde datum
was ont slagen