5. Bezwaarschriften woonforensenbelasting 1968. GEMEENTE IDAARDERADEEL GROUW No. 783. Aan de gemeenteraad. Grouw, 15 april 1969 - Binnengekomen zijn een achttal bezwaarschriften tegen de opgelegde aan slag in de woonforensenbelasting 1968 De bezwaarschriften hadden moeten worden ingediend voor 31 januari 1969, zodat alleen deze bezwaarschriften in behandeling kunnen worden genomen door de raad. Alvorens op de in de bezwaarschriften aangevoerde argumenten in te gaan volgen hierna eerst de belangrijkste heffingsartikelen van de verordening. Artikel 1 Aard van de belasting. In deze gemeente wordt onder de naam van woonforensenbelasting een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de ge meente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar (1 januari t/m 31 december) op meer dan 90 dagen voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Artikel 2. Belastingj aar. Het belastingjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Artikel 3. Grondslag der belasting. 1De belasting wordt berekend naar de oppervlakte van de gemeubileerde woning; 2. Onder oppervlakte, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan de oppervlakte op de begane grond, buitenwerks gemeten, van het overdekte gedeelte van de gemeubileerde woning, met uitzondering van schuurgedeelten en los van de woning staande bergruimten. a- Bezwaarschrift E.H. Kruizinga, ingekomen op 3 december 1968, artikel kohier 81. De heer Kruizinga voert in zijn bezwaarschrift aan, dat de aanslag, die betrekking heeft op het bezit van een woonschip, tot onbillijkheden leidt in vergelijking met de eigenaren van zomerwoningen, omdat als maatstaf wordt ge nomen de oppervlakte op de begane grond, zodat de eigenaar van een woonschip dan ook altijd in het nadeel is. Naar aanleiding hiervan merken wij op, dat de heer Kruizinga een woon schip bezit met een lengte van 13 meter en een breedte van 5 meter. Het be woonbare gedeelte heeft een oppervlakte van 62.50 m2. Omdat een woonschip over het algemeen geen verdieping heeft - in tegenstelling tot sommige zomerhuisjes - komt men hier met overigens dezelfde woonruimte, tot een grotere oppervlakte, omdat de ruimte zich geheel op de begane grond bevindt. Artikel 3 van de verordening gaat er inderdaad van uit, dat de opper vlakte van de begane grond als maatstaf wordt genomen. De zomerhuisjes met ver dieping zullen over het akgemeen een kleinere oppervlakte op de begane grond hebben dan de genoemde woonschepen, evenaks b.v. bungalows e.d. De verordening houdt met deze omstandigheid echter geen rekening, zodat de opgelegde aanslag niet kan worden herzien. Wij adviseren u dan ook het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. De overige in het bezwaarschrift aangevoerde punten doen ten aanzien van dit punt niet terzake. - 2 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1969 | | pagina 13