7. Nota inzake het subsidiebeleid.
S2E
23E
GEMEENTE IDAARDERADEEL Aan de gemeenteraad.
GROUW
No. 2199.
Grouw, 4 november 19^9-
Bij het behandelen van de begroting voor het jaar 19^9 is door ons
een nota toegezegd betreffende het in de toekomst te voeren subsidiebe
leid. Bat stuk bieden wij u hierbij aan.
Bij het samenstellen daarvan is ons gebleken, dat de problematiek
rond de subsidieverlening nogal ingewikkeld is. Wij hebben dan ook niet
een oplossing kunnen vinden, die ons in alle opzichten bevredigt.
Boor het verlenen van subsidie is de gemeentelijke overheid in
staat, particuliere activiteiten te stimuleren of in stand te houden,
die niet een voorwerp van directe overheidszorg behoeven uit te maken.
Het is uiteraard niet de bedoeling, dat een gemeentebestuur alle
ingekomen aanvragen ter zake honoreert. Een juist beleid in deze brengt
mede, dat alleen die particuliere instellingen financieel worden onder
steund, die geen winstoogmerk hebben en een doelstelling nastreven, wel
ke van algemeen (gemeentelijk) belang wordt geacht.
Maar ook warneer bij het stimuleren van een bepaalde activiteit een
duidelijk gemeentebelang is betrokken, zal dit niet altijd leiden tot een
gunstige beschikking. Immers de gemeente staat voor een veelheid van ta
ken en beschikt slechts over een beperkt budget. Er zal dan veelal een
keuze moeten worden gemaakt, er zullen prioriteiten gesteld moeten worden
en in verband hiermede, zal meermalen een overigens gerechtvaardig!subsi
dieverzoek moeten worden afgewezen.
Bij het subsidiebeleid komt het gemeentebestuur voorts soms voor een
dilemma te staan en wel in die gevallen, waarin het rijk een bepaald sub
sidie verleent, maar daaraan de voorwaarde verbindt, dat ook de gemeente
haar aandeel levert. Be gemeente is door de hoogte van het rijkssubsidie
dan veelal geneigd, haar deel bij te dragen, ook wanneer het haar in feite
niet convenieert (gezinszorg, woningverbetering e.d.)
Wanneer wij de aard van de diverse subsidies in aanmerking nemen,
dan kunnen wij ze naar de volgende groepen onderscheiden, zonder daarbij
te kort te willen doen aan een mogelijke andere rubricering.
I. Bienstsubsidies en contributies.
II. Boelsubsidies.
IIIIntergemeentelijke subsidies en bijdragen.
IY. Subsidies voor verenigingen en activiteiten in de gemeente.
Y. Subsidies voor buitengemeentelijke taken.
Groep I heeft betrekking op bijdragen en contributies, die min of
meer noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de gemeentelijke
diensten. Hiertoe kunnen, wat deze gemeente betreft de volgende worden
gerekends
1 Bijdragen in de kosten der gemeenschappelijke regeling betreffende de be
handeling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden.
Be gemeente is indertijd toegetreden tot bovenbedoelde gemeenschap
pelijke regeling, die onder meer beoogt het centraal doen voeren van
georganiseerd overleg met de centrales van de personeelsorganisaties
inzake de bezoldigings- en andere rechtspositieregelingen van het ge—
meentepersoneel
Het overgrote deel van de Nederlandse gemeenten is thans aangeslo
ten. Be verplichte bijdrage is vastgesteld op 3,- per 1000 inwoners
met een minimum van 30,-. Be regeling voorkomt een veelvuldig ver
gaderen van de plaatselijke commissie voor georganiseerd overleg (be
sparing op vacatiegelden)
2Bijdrage voor aansluiting bij het registratuurbureau van de Yereniging
van Nederlandse Gemeenten.
Be gemeente is sedert 1943 aangesloten bij het registratuurbureau
van de Vereninging van Nederlandse Gemeenten.