6. Beroepschrift van J, Hotsma te Warga tegen de
weigering van een bouwvergunning.
GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW Aan de gemeenteraad.
No. 2117»
Grouw, 1 oktober 1971»
Bij ons besluit van 2k juni 1971 hebben wij afwijzend beschikt op een
verzoek van J. Hotsma te Warga tot het bouwen van een houten aanbouw tegen
de melkstal in de Grote Wargastermeerpolder op het perceel, kadastraal be
kend gemeente Warrega, sectie A, nummer 862.
De weigering was gegrond op de omstandigheid, dat het bouwplan strij
dig was met het vigerende bestemmingsplan voor het buitengebied. Volgens
dit plan met de daarbij behorende voorsch: .ften is op het terrein, dat uit
sluitend bestemd is voor de uitoefening van akkerbouw, veeteelt, tuinbouw
of enige andere tak van bodemcultuur zogenaamde agrarische doeleinden, ge
bied P geen bebouwing toegestaan,behoudens de mogelijkheid tot het op
richten van bemalingsgebouwtjes en installaties, alsmede tot het oprichten
van kleine gebouwtjes ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen.
Tegen dit besluit is de heer Hotsma binnen de voorgeschreven termijn
bij de raad in beroep gekomen.
Appellant voert in hoofdzaak aan, dat, nadat ons college in 1967 ver
gunning had verleend tot de bouw van de melkstal, zijn veehouderijbedrijf
geleidelijk is gegroeid; deze groei is noodzakelijk, omdat slechts hierdoor
compensatie kan worden gevonden tegenover de voortdurend ongunstiger wordènde
verhouding tussen kosten en opbrengsten m de rundveehouderij. Voorts is be
trokkene genoodzaakt naast de intensivering van het gebruik van het land
middels een grotere veebezetting per ha een uitbreiding van het machinepark
te geven. Dit laatste was nodig om de factor arbeidskost en binnen de per. ïn
te houden. Samenvattend stelt appellant, dat een en ander hem noodzaakt, om
thans in de sector gebouwen een voorziening te treffen, daar de bestaande
huisvesting onvoldoende is geworden.
Aangezien naar zijn oordeel hier spreke is van een reeds bestaande
bebouwing melkstal en een bijzonder geval, verzoekt hij uw college can
met vernietiging van ons besluit van 24 juni 1967 onder toepassing van ar
tikel 19, 2e lid, overgangsbepalingen der "Nadere Bepalingen behorende
bij het vigerende bestemmingsplan voor het buitengebied, alsnog^een bouwver
gunning voor het onderhavige bouwplan te verlenen. Indien dit niet mogelijk
is, verzoekt hij uw college voor het betrokken gebied een voorbereidingsbe-
sluit te nemen als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Op grond van een zodanig raadsbesluit, zou de beoogde vergunning kunnen wor
den verleend, na een voorafgaande verklaring van geen bezwaar van het col
lege van Gedeputeerde Staten conform het bepaalde in artikel 19 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening.
De commissie voor administratief beroep heeft de heer Hotsma ïn^haar
vergadering van 26 augustus 1971 gehoord en daarvan bijgaand rapport uitge
bracht
De commissie is op grond van de geldende voorschriften tot de conclusie
gekomen, dat de bouwvergunning terecht is geweigerd en wel om de volgende
redenen:
a. het plaatsen van de aanbouw is in strijd met het bestemmingsplan voor
het buitengebied;
b. toepassing van de overgangsbepalingen is niet mogelijk, omdat deze betrek
king hebben op in 1965 - ten tijde van de eerste ter visie legging van
het huidige bestemmingsplan - bestaande bebouwing en de zomerstal eerst
in 1967 is gebouwdp