15. Voorstel tot vaststelling van een nieuwe uitkerings- en pensioenver ordening voor de wethouders GEMEENTE IDAARDERADEEL GROUW No. 2k26 Aan de Gemeenteraad. Grouw, 29 oktober 1971. In uw vergadering van 23 december 1965 hebt u een verordening vastge steld, op grond waarvan: a. een uitkering en een pensioen kan worden toegekend aan gewezen wethouders b. een pensioen kan worden toegekend aan de weduwen en wezen van gewezen wethouders Deze verordening steunt op de wet van 1 augustus 1956, Stbl. 1+55, zoals deze bij de wet van 29 mei 1963 Stbl. 210 ingrijpend is gewijzigd. Globaal genomen kout de regeling op het volgende neer: Uitkering Degene, die ophoudt wethouder te zijn en alsdan nog geen 65 jaar is, heeft recht op een uitkering over een periode, die gelijk is aan het tijd vak, waarin hij wethouder is geweest, doch tenminste voor de duur van twee jaren en ten hoogste voor de duur van zes jaren. De uitkering bedraagt gedurende het eerste jaar 80%, gedurende het tweede jaar 65en vervolgens 50% van de wethouderswedde Momenteel 5575, Op de uitkering worden in mindering gebracht de inkomsten, welke de ge wezen wethouder gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen op of na de dag, waarop hij heeft opgehouden wethouder te zijn. De uitkering vervalt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Een wethouder, die per 31 december a.s. zou aftreden, zou op grond van boven vermelde regeling maximaal aanspraak kunnen maken op de volgende uitkerin gen: 1972: 80% van 5575,— f kk60,— 1973: 65% van f 5575,— f 3623,75 197^; 50% van 5575,— 2787,50 1975: 50% van 5575,— f 2787,50 1976: 50% van 5575,— f 2787,50 1977: 50% van 5575,— f 2787,50 Totaal f 19233,75 Eigen pensioen Ingevolge de bestaande regeling heeft degene, die -ojhoudt wethouder te zijn recht op een pensioen, indien hij op dat tijdstip de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt. Degene, die voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaren als wethouder aftreedt, heeft, behalve op de bovenvermelde uitkering, recht op een pensioen, zodra hij 65 jaren wordt. Het pensioen bedraagt voor ieder dienstjaar als wethouder 3g van de laatstelijk genoten jaarwedde met een maximum van 20 dienstjaren. De door de wethouder te betalen pensioenpremie is gesteld op kg van de wedde. Verder zijn enige bepalingen opgenomen, welke het verband regelen tussen het wethouderspensioen en het pensioen krachtens de Algemene Ouder domswet Pensioen van de weduwen en wezen De bestaande verordening vestigt een recht op weduwenpensioen voor: a. de weduwe van een wethouder, tenzij het huwelijk was gesloten, nadat hij de leeftijd van 65 jaren had bereikt' b. de weduwe van een gewezen wethouder, tenzij het huwelijk was gesloten nadat hij had opgehouden wethouder te zijn of de leeftijd van 65 jaren had bereikt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1971 | | pagina 73