Ruimtelijke Ordening, waarbij onze stedebouwkunöigede Provinciaal Planologische Dienst en de Gewestelijke Raad aanwezig waren, tot de overtuiging waren gekomen, dat de toen bestaande bezwaren door uitvoerige mondelinge toelichting uit de weg waren genomen. Ten aanzien van de aangevoerde bezwaren zijn wij, na ingewonnen advies var. onze stedebouwkundigetot de volgende conclusie gekomen. a. Gelet op het feit, dat de bestemming "agrarisch gebied D"waarbinnen bebou wing is toegestaan, op zich als bebouwingsvlak c.q, - strook kan worden aange merkt hebben wij geen behoefte on het begrip "bouwperceel" en "bebouwings vlak" nader te omschrijven, bel verdient het aanbeveling in het door u vast te stellen complex bestemmingsbepalingen artikel 1, sub f, te wijzigen in "be st emmings grens" en sub g van dat artikel als volgt te omschrijven: "een lijn, die een perceel van andere terreinen of van de openbare weg scheidt". De begripsbepaling sub o handelt over een agrarisch bedrijf, dat functioneel aan een bepaalde plaats is gebonden. Een bijzonder agrarisch bedrijf, zoals een mesterij c.q. veredelingsbedrijf is niet plaatsgebonden, is niet afhanke lijk van de groeikracht van de bodem, waarop dat bijzonder agrarisch bedrijf is gevestigd en wordt dus niet door deze begripsbepaling gedekt. Een begrips bepaling voor het bijzonder agrarisch bedrijf is overigens bewust achterwege gelaten, omdat in het onderhavige planvebied een dergelijk bedrijf niet kan worden getolereerd. b. Deze door reclamant gewraakte bepaling heeft betrekking op een vrijstellings- mogelijk.heid ten Dehoeve van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen, welke noodzakelijk zijn voor de geleiding, beveiliging of regeling van het verkeer, hij vermogen niet in te zien, dat onder deze categorie gebouwen ook een melkstal begrepen is, in verband, waarmee naar ons oordeel deze grief niet relevant is. c. Deze bepaling heeft betrekking op een vrijstellingsmogelijkheid voor het ot>- richten van een aanlegc ent rijm voor de watersport op de "Rengerspolle"Gelet op de omschrijving van deze grief moeten wij - formeel gezien - constateren, dat deze grief niet relevant is en dientengevolge niet van invloed is op kos tenverhogende factoren voor de landbouw. Ambtshalve deze grief beoordelende, zijn wij van mening, dat het vanwege de essentie van een bestemmingsplan als het onderhavige, n.i. de adekvate bescherming van een uniek natuurgebied, in het kader van een goede ruimtelijke ordening ex artikel 10 wet Ruimtelijke Ordening het stelsel van voorwaarden bij de te verlenen vrijstellingen alles zins gerechtvaardigd is, Hetgeen in de bouwverordening is geregeld, heeft be trekking op de bouwtechnische uitvoering. d. In verband met de maximum toegestane hoogte op grond van lid A, sub 1, is het, eveneens in het kader van een goede ruimtelijke ordening ex artikel 10 Wet RO en tegen de hiervoor gereleveerde essentie van dit bestemmingsplan, onontbeer lijk, dat onder meer ten aanzien van de dakvorm nadere eisen kunnen worden ge stela. e. De in lid G bedoelde verklaring van geen bezwaar heeft betrekking op de verho- ging van de hoogte van 1k naar 172 meter, terwijl hetgeen in lid E is bepaald een beperking van de vrijstellingsmogelijkheden inhoudt, indien deze in ernstige mate afbreuk zullen doen aan de agrarische of landschappelijke waarden van het gebied. Op grond hiervan dienen deze bepalingen te worden gehandhaafd. f. Hiervoor geldt hetzelfde als wij met betrekking tot sub c (artikel 2, lid F) "ambtshalve" hebben gereleveerd. Ten aanziei van het partieel bestemmingsplan buitengebied (deelplan 2) merkt reclamant op, dat het in bepaalde situaties gewenst kan zijn om gebieden, welke gevaar lopen door bepaalde werkzaamheden in hun waarden te worden "gefrustreerd", middels een dergelijk partieel bestemmingsplan veilig te gaan stellen. De Gewes telijke Raad vraagt zich af, nu het om een groot aantal gebieden gaat, of het te beschermen facet niet een te groot stempel op de andere waarden en facetten van dit buitengebied gaat drukken. In de gemeente Idaarderadeel heeft dit facet naar de mening van reklamant een zo overheersend karakter gekregen, dat er alle aan leiding zou hebben bestaan om dit facet in een integraal bestemmingsplan voor het totale buitengebied op te nemen. Hierin had een betere basis gelegen voor de af weging van verschillende belangen en facetten, die in het buitengebied spelen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1972 | | pagina 58