Dat dit reclamant aanleiding geeft tot het kwalificeren van een "merkwaar dig feit" in verhand met de overwaardering van de werkelijke agrarische ge bruiksmogelijkheden vermogen wij dan ook in het geheel niet in te zien. Lid A van artikel k geeft n.l. naar ons oordeel overduidelijk aan, dat het agrarisch belang in dit gebied, dat als zodanig is bestemd, primair is. De stelling van reclamant, dat bij het realiseren van nieuwbouw er werken en werkzaamheden zijn, die onder het stelsel van aanlegvergunningen vallen, komt ons niet juist voor» Het zou n.l. met elkaar in tegenspraak zijn, dat bij het verlenen van een bouwvergunning, die niet geweigerd kan worden, omdat het bouwplan volledig voldoet aan de bestemmingsbepalingen, voor b.v. het uitgraven van de fundering een aanlegvergunning benodigd sou zijn. Deze conclusie wordt bovendien gesteund door het bepaalde in artikel k, lid V, dat een aanlegvergunning alleen maar betrekking heeft op werken, geen bouwwerken zijnde, waarbij dan het graven van een funderingssleuf bezwaarlijk als uafgraven" kan worden gekwalificeerd. Kennelijk is het reclamant niet duidelijk, dat het agrarisch gebied met bebouwing, categorie D, in feite bebouwingsvlakken zijn, waarbinnen gebouwd mag worden met inachtneming van het bepaalde in artikel k. 1artikel 1 Nu de gebieden aangewezen tot "agrarisch gebied D" - zoals hiervoor reeds werd gereleveerd, in feite bebouwingsvlakken zijn, bestaat er dezerzijds geen behoefte om daarnaast nog begrippen als "bouwperceel" en "bebouwings- vlak" te definiëren. In verband daarmede verdient het echter wel aanbeveling in het door U vast te stellen complex bestemmingsbepalingen, artikel 1, sub f, te wijzigen in "bestemmingsgrens" en sub g van dat artikel als volgt te omschrijven: "een lijn, die een perceel van andere terreinen of van de open bare weg scheidt". Voor wat het "bijzondere agrarische bedrijf" betreft merken wij op, dat sub o van artikel 1 betrekicing heeft op functioneel aan een bepaalde plaats ge bonden bedrijven. Een "bijzonder agrarisch bedrijf" is niet/gebonden en kan dus niet gerangschikt worden onder deze definitie. /- 2/3artikel 3, lid D en lid E. p aa s Deze leden maken het mogelijk bepaalde melkstallen te bouwen mits deze vol doen aan de in deze leden gestelde normen. Indien nu mocht blijken, dat de norm vervat in lid D niet toereikend isdan kan belanghebbende een beroep doen op toepassing van lid E. Bij eventuele weigering door ons College, voordateen verklaring door ons van Gedeputeerde Staten is gevraagd, geeft deze belanghebbende een beroepsmogelijkheid op de raad, die dan, ingeval de vrijstelling in beginsel in beroep mocht worden verleend, eerst ook de be treffende verklaring van Gedeputeerde Staten moet hebben verkregen, alvorens de raadsbeslissing in de plaats kan treden van die van ons College. Een en ander geeft ons aanleiding U voor te stellen deze leden conform de huidige redactie te handhaven, k. artikel 3, lid L. Deze grief van reclamant is voor wat betreft de leden D en E Voor de Land bouw van belang, daar de overige gebouwen in de leden F tot en met I naar ons oordeel niet wel mogelijk tot het arbeidsterrein van reclamant zijn te rekenen. Het stellen van voorwaarden is in overeenstemming met het bepaalde in arti kel 15, lid 3 van de Wet R.O. De daarin vervatte restrictie wordt naar ons oordeel geen geweld aangedaan door de door reclamant gewraakte bepaling. Ge zien het karakter van het onderhavig bestemmingsplan en het feit, dat arti kel 3 betrekking heeft op agrarisch gebied zonder bebouwing, is deze bepaling in lid L alleszins gerechtvaardigd. 5» artikel k, lid C Daar in lid A.1 alleen een maximum hoogte is bepaald, moet het tegen de ach tergrond van het bij artikel 3, lid L, gereleveerde, mogelijk zijn, dat het landschap wordt behoed voor dat landschap frustrerende dakvormen, die veel meer schade kunnen berokkenen aan dat landschap dan een bepaalde hellingshoek. Uiteraard wordt door het stelsel van nadere eisen aan o.a. de dakvorm, ook de dakhelling indirect nader gepreciseerd, indien ons College van deze bevoegd heid gebruikt maakt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1972 | | pagina 62