- 2 -
De verhoging bedraagt voor gemeenten met 250.000 inwoners en meer van 1972
naar 1974: 9,4%, voor de klasse waarin onze gemeente is ingedeeld echter 45%.
In de begroting voor 1974 kon hierdoor, in vergelijking met 1973 een hogere
inkomst van rond 9.000,worden geraamd.
Toch is ook deze verhoogde exploitatievergoeding onvoldoende om de ex
ploitatiekosten te dekken. De kosten van het onderhoud, de verlichting, de
verwarming en het schoonhouden van de openbare kleuterscholen zullen volgens
de ontwerpbegroting rond 45.500,bedragen, waarbij nog wordt opgemerkt,
dat de helft van dit bedrag bestaat uit lonen, berekend naar de toestand op 1
januari 1973. Op basis van de rekeningscijfers 1974 zullen deze kosten, reke
ning houdende met de loonsverhogingen 1973 en 1974 nog aanzienlijk hoger
zijn. Tegenover deze uitgaaf staat een rijksvergoeding van 34.500,welke
vergoeding niet wordt aangepast aan genoemde loonsverhogingen, zodat op basis
van de begrotingscijfers, ondanks de verbeterde normen, toch nog een nadelig
saldo van 11.000,ten laste van de gemeente komt. Uiteraard verheugt het
ons, dat de normen nu zijn verbeterd, maar van een rechtvaardige exploitatie
vergoeding is nog geen sprake. Daarom blijven wij pleiten voor een verder
gaande aanpassing ten behoeve van de kleinere gemeenten.
ad. 4. Zoals bekend, stelt het rijk aan de gemeenten, welke extra steun in de
vorm van aanvullende uitkeringen genieten, de eis, dat de belastingen telken-
jare trendmatig worden verhoogd. Daarnaast is er ook een groei van de belas
tinginkomsten door de vermeerdering van het aantal woningen en gebouwenIn
vergelijking met de raming in de begroting 1973 zullen de opbrengsten als
volgt toenemen:
19731974: hogere opbrengst:
wegbelasting 183.500,209.525,26.025,
rioolbelasting 151.800,176.250,24.450,
grondbelasting 67.245,70.420,3.175,
personele belasting 126.525,152.483,25.958,
reinigingsrechten 100.000,121.300,21.300,
woonforensenbelasting 30.00035.6505.650
659.070,— 765.628,— 106.558,—
Onroerend goedbelasting.
Zoals wij u bij een andere gelegenheid reeds hebben medegedeeld, zullen
uiterlijk per 1 januari 1979 onder meer de volgende belastingen komen te ver
vallen
a. de grondbelasting met de daarop geheven opcenten;
b. de personele belasting met de daarop geheven opcenten?
c. de wegbelasting;
d. de rioolbelasting.
Ter compensatie van het verlies aan opbrengst van deze belastingen zul
len de gemeenten kunnen overgaan tot de invoering van de zgn. onroerend goed
belasting, die geheven zal worden zowel van de eigenaren als van de gebrui
kers.
Het tarief van de belasting voor de gebruikers kan verschillen van dat
voor de eigenaren. Een verdere differentiatie of indeling in klassen is niet
geoorloofd.
De heffing van de nieuwe belasting is aan een maximum gebonden en wel:
a. voor de heffing van de eigenaren 15% van de algemene uitkering uit het ge
meentefonds, verminderd met de factor sociale zorg;
b. voor de heffing van de gebruikers 12% van de onder a vermelde uitkering.
De gemeente heeft de keuze tussen twee grondslagen, te weten:
1. de waarde van het goed in het economisch verkeer?
2. de oppervlakte van het goed, na toepassing van vermenigvuldigingscijfers
voor aard, ligging, kwaliteit en soort gebruik, zulks teneinde op benaderen
de wijze rekening te houden met verschillen in waarde in het economisch
verkeer
Aangezien het hier een zakelijke belasting betreft, zodat geen rekening
mag worden gehouden met de draagkracht van de belastingplichtigen, maakt het
uit een oogpunt van beleid weinig uit, of de waardegrondslag dan wel de op
pervlaktegrondslag wordt gekozen. Het doen van een keuze is derhalve meer een
technische aangelegenheid.
- 3 -