- 3 - Gemeenten, die over een woningkartoteek beschikken, zullen veelal geporteerd zijn voor de oppervlaktegrondslag en gemeenten, die reeds gegevens hebben o- ver de waarde, zullen bij voorkeur de waardegrondslag kiezen. Voor gemeenten, die momenteel noch over het een noch over het ander be schikken, is het zonder meer duidelijk, dat zij een grote hoeveelheid ''veld arbeid1' moeten laten verrichten. Behalve de inventarisatie van belastingsub- jekten en belastingobjekten zal bij het kiezen van de oppervlaktegrondslag de oppervlakte van elk pand in de gemeente moeten worden gemeten, terwijl bij het hanteren van de waardegrondslag elk pand door deskundigen zal moeten wor den geschat. Gelet op deze vele werkzaamheden en de ingewikkeldheid van de materie zijn sinds de totstandkoming van de betrokken wet op 24 december 1970 slechts 2 gemeenten tot invoering van de belasting overgegaan. In 1974 zal dit aantal vermoedelijk met 16 worden verhoogd. Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn thans een model-veror dening voor de oppervlakte en een model-verordening voor de waarde ontworpen, terwijl het Instituut voor Bestuurswetenschappen een aantal studiebijeenkom sten heeft belegd. Een en ander leidt er toe, dat de gemeenten langzamerhand wat meer inzicht in deze ingewikkelde materie beginnen te krijgen. Maar hoe dit ook zij, vaststaat, dat uiterlijk per 1 januari 1979 in alle gemeenten de onroerend goedbelasting moet zijn ingevoerd, derhalve ook in deze gemeente. Voor de voorbereiding en de begeleiding van de nieuwe belasting zal met het oog op de omvang der werkzaamheden personeelsuitbreiding noodzakelijk zijn. Voor een eerste opzet van de inventarisatie zal wellicht een beroep kunnen worden gedaan op het servicecentrum van het werkvoorzieningsschap Zuid Friesland, maar bij de verdere uitwerking zal deskundig personeel moeten worden aangetrokken. Nij stellen ons voor, in de herfst van 1974 een eerste begin te maken met de voorbereiding. Te zijner tijd kunt u uitgewerkte voorstellen ter zake tegemoet zien De aanvullende uitkering. De extra steun van het rijk in de vorm van deze uitkering bestaat uit 2 bedragenn1 1. een bedrag, waarop het jaarlijks vast te stellen vermenigvuldigingscijfer voor de algemene uitkering wordt toegepast. Dit bedrag is 30.000,de inkomst voor 1974 bedraagt 3,19 x 30.000,-- of 95.700,- 2. een jaarlijks gelijkblijvend bedrag voor: a. de investering in de brug over de Meanewei van f 25.000, b. de investering in de reconstructie van de J.W. de Visser wei van f 230.000, De lasten van de in uitvoering zijnde brug over de Meanewei en de daar- tegenoverstaande uitkering van 25.000,zijn in de begroting opgenomen (volgnrs. 202.03 en 247) Zodra de plannen voor de reconstructie van de J.W. de Visserwei defini tief bekend zijn, zullen de daarop betrekking hebbende lasten en de uitkering van 230.000,in de begroting worden verwerkt. Zoals reeds in de begrotingstoelichting voor 1973 werd opgemerkt, blijft de gemeente genoemde aanvullende uitkeringen tot en met 1975 genieten. Voor 1976 en volgende jaren zal, aan de hand van de begroting voor dat jaar, opnieuw een verzoek om extra steun aan het rijk moeten worden gedaan. Deze steun wordt, zoals bekend, aan de gemeente alleen gegeven, indien kan worden aangetoond, dat de begroting nadelig wordt beïnvloed door structureel verstorende factoren. De financiële positie van Idaarderadeel ten opzichte van de gemiddelde gemeente van 5.000 - 10.000 inwoners komt, zoals in de begrotingsnota voor 1973 reeds werd vermeld, enigszins tot uitdrukking in de nadelige saldi - uitgedrukt per inwoner - van de voornaamste hoofdstukken van de gemeentebe groting. Voor 1973 - het laatste jaar waarover deze gegevens bekend zijn - bedragen deze saldi per inwoner: 4

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1973 | | pagina 113