- voor minder -
dan vijf gulden belastbare opbrengst in de kadastrale leggers voorkomen, de
gezamenlijke genothebbers van een onverdeeld eigendom als één genothebbende te
beschouwen
b. de eigendommen, waarvan de gemeente of de instellingen van weldadigheid genot
hebbende zijn, voor zover die bestemd zijn voor de publieke dienst;
c. de eigendommen, uitsluitend dienende voor de openbare eredienst en voor het on
derwijs.
Artikel 8.
1. Voor gebouwde eigendommen, die met hun gebouwde aanhorigheden gedurende twaalf
achtereenvolgende maanden ongebruikt en onverhuurd gebleven zijn, wordt aan
hem, die gedurende dat gehele tijdvak is aangeslagen, ontheffing van de belas
ting verleend.
2. Ter bekoming van ontheffing moet de belanghebbende binnen een maand na het
einde van bedoeld tijdvak een verzoekschrift indienen bij burgemeester en wet
houders
Artikel 9.
1. Hij, die na 1 januari ophoudt genochebbende van een perceel te zijn, blijft
voor de belasting aansprakelijk over het gehele lopende jaar en heeft, onver
minderd het bepaalde in artikel 8, geen recht op ontheffing van belasting.
2. Indien aan burgemeester en wethouders, zolang niet sedert de aanvang van het
belastingjaar drie jaren zijn verstreken, blijkt, dat de aanslag ten onrechte
of te hoog is opgelegd, kunnen burgemeester en wethouders ambtshalve de aan
slag te niet doen of de te hoge aanslag verbeteren.
Artikel 10.
1. De belasting is invorderbaar in twee gelijke termijnen:
de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de derde maand volgende op die,
welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;
de tweede termijn verschijnt drie maanden later.
2. De belasting kan tevens vóór de gestelde verschijndagen geheel worden voldaan.
Artikel 11
Voor de bepalingen van heffing en invordering, geregeld in de Algemene wet
rijksbelastingen, Invorderingswet en Gemeentewet, treedt in de plaats van de ge
meente-ontvanger de comptabele.
Artikel 12.
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1974.
2. Op dat tijdstip vervallen de thans geldende bepalingen omtrent de heffing en
invordering van een wegbelasting, met dien verstande, dat deze van kracht
blijven ten aanzien van de belastingjaren, welke vóór die datum zijn geëin
digd.
Grou* 13 novemb er 1973.
De raad voornoemd,
voorzitter.
sekretaris