- 4 - Haar aanleiding van hetgeen de heer Draisma naar voren heeft gebracht heeft de heer Knossen er behoefte aan, namens de fracties van de V.V.D. en Gemeentebelangenhet volgende te verklaren: "Mijneer de voorzitterOnzes inziens hebben de kiezers zich duidelijk uitgesproken voor de persoon Draismamen kende zijn opvattingen. Hetgeen hem dan ook het stemmenaantal van bijna twee zetels opgeleverd heeft. Dit is toch een duidelijke uitspraak van de kiezers, waar men toch niet zooaar om heen kan. Wij 'hebben alszoöanig niets te maken met een bepaalde groepering binnen de P.v.d.A die, louter en alleen, de machtsfactor hanteert. Ieder raadslid heeft zijn eigen verantwoordelijkheid te dragen. Het is tenslotte de raad die de heer Draisma gekozen heeft als wethouder en die is daar politiek verantwoordelijk voor. Wij achten ons als fracties gebonden aan het overleg, waaraan alle fracties öeelnaT men, dat voor de wethoudersverkiezingén"plaats vond op 23 augustus 1974. in dit huis en het daaruit voortgevloeide college werkprogram. Wij handhaven als fracties het vertrouwen in de heer Draisma en zomede het volledige college en we hopen op een goede en constructieve samenwerking1-'. De heer Schermer zegt naar aanleiding van de %'erklaring van dè heer Drais ma graag een paar opmerkingen te willen maken en enkele vragen te stellen. Door ons partijbestuur is op zijn bezwaarschrift om hem terug te roepen negatief ge- reageerd. Er is een heel duidelijke, voor de heer Draisma vernietigende uit spraak met o.a. de volgende zinnen. Spreker citeert; "de politieke gevolgen van uw vasthouden aan uw eigen minderheidsopvatting met betrekking tot de college vorming zijn bovendien voor de positie van de Partij van de Arbeid in de raad van Idaarderadeelalsmede voor de progressieve samenwerking dermate desastreus dat als ooit de terugroeping ergens voor was bedeeld, het wel de situatie in r Idaarderadeel is "Einde citaat. Aan die uitspraak is ook de verwachting gekop peld, dat hij zich als democraat aan die uitspraak zal conformeren en zijn wet houders- en raadszetel terug zal geven. Indien Draisma nu meent, dat hij hieraan geen gevolg behoeft te geven an volgens een lijdensverhaal de misdeelde figuur uithangt, is dit voor ons voor de zoveelste keer de bevestiging van ónze mening, dat deze man geen enkele voor hem ongunstige uitslag, voor welk college dan ook ooit zal accepteren. Dit zich nooit bij een uitspraak van een vergadering neerleggen, is tekenend voor de man, die in propaganda voor zich zelf, de man van openheid, inspraak en democratie uithangt. Spreker eist van de heer Draisma, dat hij met deze uitspraak van het partijbestuur zich verder onthoudt van het gebruik van de naam. van de Partij van de Arbeid voor zijn eenmansfractie. Hoewel spreker dit in feite niet meer behoeft te doen, vraag hij zich af, hoe het standpunt van de andere fracties zal zijn. Wij menen, dat de andere fracties, die deze man tot wethouder gekozen hebben, nu de politieke konsekwenties daaruit moeten trekken en moeten zeggen, dat een man, die niet door een achterban, wordt gesteund, niet gesteund kan worden. Spreker vindt het jammer, dat op deze manier de politieke gelóöfwaarüig- heid van ons college in öiscrediet wordt gebracht. Hij wijst êr 'op, dat het aan blijven van Draisma en de steun van de andere fracties aan deze man verregaande consequenties zal hebben voor de opstelling van zijn fractie tegenover de andere fracties en de samenwerking met hen. Wij zullen het antwoord van deze mensen nog eens goed in ons om laten gaanzo besluit spreker De heer van Belle zegt, dat door zijn voorganger veel is gezegd, dat niet herhaald behoeft te worden. Spreker wil zich dan ook graag beperken tot enkele korte opmerkingen. Als P.P.P..-man en als fractiegenoot van de heer Draisma be tekent de uitspraak van het bestuur van de P.v.d.A een bestendiging van een situatie, die door de P.v.d.A zelf is gecreëerd. Volgens onze overtuiging zijn we indertijd de verkiezingen ingegaan met een gemeenschappelijke lijst, samen met P.v.d.A. èn P.S.P. Wij zijn als P.P.R. dan ook zeer teleurgesteld, dat het Partij van de Arbeid-bestuur op formele gronden tracht aan te tonen, dat er nooit sprake is geweest van een wezenlijk samenwerkingsverband. - 5 - I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1975 | | pagina 8