De raad der gemeente Idaarderadeel
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.
3 oktober j1no. 3113;
besluit
vast te stellen de volgende
Verordening tot wijziging van de verorde
ning op de heffing van onroerend goed-
belastingen.
Artikel 1
Artikel 1 wordt gelezen als volgt;
"Terzake van binnen de gemeente gelegen onroerend goed worden onder de
naam "Onroerend goedbelasting'- jaarlijks geheven;
a. een directe belasting van degene, die - naar de omstandigheden be
oordeeld - bij het begin van het belastingjaar een onroerend goed
al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht feitelijk
gebruikt
b. een directe belasting van degene, die bij het begin van het belas
tingjaar van een onroerend goed het genot heeft krachtens zakelijk
recht.
Artikel 2
Artikel 4: na lid 5 wordt het volgende lid 6 tussengevoegd;
6. Indien met betrekking tot een onroerend goed een gebouvjd eigendom ge
heel wordt verbouwd, gepaard gaande met gedeeltelijke afbraak en met
herbouw, een en ander van een zodanige omvang, dat naar maatschappe
lijke opvatting met die verbouwing de stichting van een geheel nieuw
gebouwd eigendom wordt beoogd, wordt voor de duur van de verbouwing
en onverminderd het bepaalde in het vijfde lid bij het vaststellen
van de heffingsgrondslag de ondergrond van het gebouwde aangemerkt
als een nie&gebouwd eigendom.
7Lid 6 wordt genummerd 7
Artikel 3
Artikel 5 wordt gelezen als volgt;
1De heffingsgrondslag wordt vastgesteld naar de toestand op 1 januari
1976 en vervolgens naar de toestand op een tijdstip dat telkens 5
jaren later valt. Indien met betrekking tot een onroerend goed de in
artikel 7 bedoelde vrijstelling niet meer kan worden toegepast voor
een belastingjaar waarvan het begin niet samenvalt met een in de
vorige volzin bedoeld tijdstip, wordt de heffingsgrondslag alsnog
vastgesteld op de onderstelde waarde in het economische verkeer,
welke aan dat onroerende goed zou zijn toegekend op het direct aan
dat belastingjaar voorafgaande tijdstip dat ingevolge het bepaalde
in de vorige volzin in aanmerking zou zijn genomen, indien op dat
tijdstip die vrijsteling niet van toepassing was geweest. Een aldus
vastgestelde heffingsgrondslag vindt toepassing voor elk belasting
jaar - indien en voor zover daarvoor de evenbedoelde vrijstelling
niet van toepassing is - vallende in een tijdvak van 5 jaren, welk
tijdvak aanvangt op een tijdstip als is bedoeld in de eerste volzin.