De heer Knossen:
-10-
Voorzitterleden van de raad, dit is nu de derde begroting die we in deze
zittingsperiode krijgen te behandelen.
Wanneer wij de door de drie afdelingen van de raad uitgebrachte rapporten
en de memorie van antwoord van het college er op na lezen kunnen wij, dacht ik,
zeggen, dat deze begroting weinig aanleiding gegeven heeft tot kritiek en/of
opmerkingen. Hieruit kunnen wij afleiden, dat het gevoerde - en het te voeren
beleid-in grote lijnen door deze raad wordt onderschreven.
De begroting sluit weer net een voordelig saldo, iets wat op zich verheu
gend is. Bij de algemene beschouwingen over de vorige begroting sprak ik toen
van een financieel overgangsjaar. Géén aanvullende uitkeringen van het Rijk meer.
Wij kunnen naar onze mening stellen dat we na dit overgangsjaar er financieel
goed voorstaan. De begroting biedt zelfs nog enige ruimte. Het is nodig de be
lastingen en de retributies enigszins op peil te houden. In de loop van dit
begrotingsjaar zullen we de tarieven voor de onroerendgoedbelasting moeten vast
stellen, als de definitieve cijfers omtrent de waarde in het economisch verkeer
bekend zijn. Uit de voorlopige becijfering blijkt gelukkig dat wij de totale
belastingdruk niet behoeven te verzwaren,omdat de opbrengst van deze belasting
gelijk zal zijn aan de opbrengst van de vervallen belastingen t.w. grond-, weg-,
riool- en personele belasting.
In zijn totaliteit geen belasting-verhoging, maar -wel een verschuiving in de
belastingdruk. Minder belasting voor ongebouwde eigendommen, meer voor zaken-
panden en bedrijfsgebouwen. Voor de zakelijk gerechtigden zitten wij aan de top,
voor de gebruikers is er nog heffingsruimte. Naar onze mening moeten wij deze
ruimte niet te gauw benutten.
Er is een tendens merkbaar bij de hogere overheden, dat men de gemeenten
minder geld toebedeelt en zegt jullie moeten dit zelf maar halen van de eigen
ingezetenen. Op zich kunnen wij dit standpunt wel billijken, je kunt dan aan
tonen waarvoor het belastinggeld van de ingezetenen exact wordt gebruikt. Maar
er zijn voor de ingezetenen ook financiële grenzen,zodat het Rijk toch zijn
uitkeringen zal moeten aanpassen.
Het mag niet zo zijn dat een gemeente nog een beleid kan voeren door te be
zuinigen op onderhoud(b.v. van wegen). Dit heeft op korte termijn dan wel geen
gevolgen maar voor de lange termijn werkt dit frustrerend.
Ingenomen is onze fractie met het onderhoudsfonds voor de J.W. de Visser-
weg. Deze weg, dit jaar geheel hersteld, is nu een goede verbinding tussen Grouw
en Wartena, die ook wel het nodige onderhoud zal vergen, dat dan op tijd ge
pleegd kan worden. Komt er, voorzitter, in verband met de onoverzichtelijke
situatie bij de Tütsebrug in deze weg een stopverbod?
Is het de bedoeling,dat nu, nadat de huisnummer-en straatnaamborden in het
buitengebied en de plaatsnaamborden klaar zijn, als afsluiting de borden voor
de bebouwde kommen met maximumsnelheden nu verplaatst zullen worden? Onzes
inziens is dit dringend nodig, vooral met name in Warga en Grouw.
Voorzitter, wanneer men de begroting bekijkt, blijkt, dat er eigenlijk in
het komende jaar weinig grote objecten in uitvoering komen. Wij hebben diverse
plannen aangenomen en er zuilen begin dit jaar nog een paar (sport'nal/zembad)
bij komen. Maar het wachten is op de financiële bijdragen uit A.C.W.-verband.
Zonder deze subsidies kunnen wij als gemeente geen grote projecten realiseren.
Gezien de berichten van de laatste tijd zijn wij op zich nog niet zo hoopvol
gestemd. In onze gemeente is het werkloosheidspercentage gelukkig laag. Voor
de toekenning van subsidies van aanvullende werken spreekt dit percentage echter
flink mee, zodat onze gemeente strikt genomen niet zoveel kansen heeft. Maar
bij het bezoek van de Commissaris der Koningin aan onze gemeente in oktober'jl.
is gebleken,dat het de laatste tijd mogelijk is geweest de hele provincie in
dit subsidiebeleid te betrekken. Iets waarvan ook onze gemeente dan kan profi
teren. Mocht blijken,dat de ACV?-subsidies zullen vervallen of verminderen, dan
zal het nodig zijn, dat wij ons beraden op het dan te voeren beleid.
Vervolgens wil ik gaarne enige aandacht besteden aan de rapporten van de
afdelingen en de antwoorden van het college daarop.
Onze fractie is er mee ingenomen dat het college het unanieme standpunt
van de 3e afdeling heeft overgenomen m.b.t. de subsidie voor jeugd- en jongeren
werk. Hiermee geven wij als raad aan waartoe wij bereid zijn nu van C.R.M. niets