GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
No. 3990
6. Rapport inzake de territoriale begrenzing
en de taakstelling van samenwerkings
verbanden in de provincie Friesland.
Aan de gemeenteraad.
Grouw, 7 januari 1977.
Onder dagtekening van 28 oktober j.l. heeft het dagelijks bestuur van de Regio
Leeuwarden het volgende pre-advies uitgebracht aan de Regioraad.
"Inleiding
De door Gedeputeerde Staten van Friesland en het bestuur van de afdeling
Friesland van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ingestelde "Stuurgroep Regio
nalisatie" heeft een rapport uitgebracht over de territoriale begrenzing en de
taakstelling van samenwerkingsverbanden in Friesland. Aan de Gemeentebesturen is
gevraagd hierop vóór 1 november 1976 commentaar te leveren.
Deze termijn is inmiddels verlengd tot 1 januari 1977. Wij hebben de besturen van
de aan de Regio Leeuwarden deelnemende gemeenten verzocht met het innemen van een
definitief standpunt te wachten, totdat de Regioraad in zijn vergadering van 9
november 1976 over dit onderwerp zal hebben beraadslaagd en terzake een advies aan
de deelnemende gemeenten heeft uitgebracht.
De taakstelling van samenwerkingsverbanden.
Zoals wij in ons pre-advies inzake de voorstellen van Gedeputeerde Staten van
Friesland betreffende de gemeentelijke herindeling in Friesland (pre-advies van 3
september 1976, bijlage nr.17) reeds hebben gesteld, dienen de thans in discussie
zijnde maatregelen tot reorganisatie van het binnenlands bestuur - het concept
ontwerp van wet reorganisatie binnenlands bestuur, de gemeentelijke herindeling en
de thans voorliggende nota - in onderlinge samenhang te worden bezien. Voor ons is
daarbij uitgangspunt, dat de functies, welke wezenlijk tot het lokale bestuur be
horen en de daaruit voortvloeiende taken,bij het lokale bestuur behoren te blijven.
Dit uitgangspunt houdt in, dat in ieder geval zoveel mogelijk taken van het lokale
bestuur bij de individuele gemeenten dienen te blijven. Het is om die reden, dat wij
in ons eerder vermelde pre-advies inzake de gemeentelijke herindeling hebben bepleit,
dat een zekere minimum grootte van de gemeenten noodzakelijk is. Hoe lager die
minimum grens wordt gelegd, hoe minder taken van het lokale bestuur de gemeenten
zelfstandig kunnen vervullen. Volledig doorvoeren van de gedachte: "alle functies
en de daaruit voortvloeiende taken van het lokale bestuur bij dë gemeenten", zou
moeten leiden tot een beperkt aantal zeer grote gemeenten. Met name in een gebied
als Friesland zou daardoor de afstand bestuur-bestuurden zeer groot worden, waar
door het democratische gehalte van het lokale bestuur geweld wordt aangedaan. Een
zover gaande herindeling moet dan ook onhaalbaar worden geacht, doch dit impli
ceert tevens, dat men zich niet mag vleien met de gedachte, dat met de gemeentelijke
herindeling de problematiek van het lokale bestuur is opgelost. Ook na herindeling
zullen de gemeenten niet alle taken, welke tot de functies van het lokale bestuur
behoren, volledig zelfstandig kunnen vervullen. Het gaat er derhalve om wegen te
vinden, teneinde die tot de functies van het lokale bestuur behorende taken, welke
de individuele gemeenten ook na herindeling niet zelfstandig kunnen vervullen,
niettemin op het niveau van het lokale bestuur tot een oplossing te brengen. Daartoe
nu worden, niet alleen door ons, doch ook in het kader van de Vereniging van Neder
landse Gemeenten als hulpstructuur de samenwerkingsverbanden tussen gemeenten be
pleit (zie "Sterke gemeenten in nieuwe provincies" pag. 42 e.v.).
Uit het vorenstaande kan worden afgeleid, dat de algemene taakstelling van de
samenwerkingsverbanden geen integrale is, doch een aanvullende, omvattende die taken
en bevoegdheden, welke de constituenten (de gemeenten) aan deze samenwerkings
verbanden hebben toevertrouwd, met andere woorden: er is sprake van verlengd lokaal
bestuur.