-2- Deze conceptie leidt tot het stellen van een aantal eisen nan deze samenwerkings verbanden. In de eerste plaats zal de invloed van de gemeentebesturen reëel moeten zijn. Het kiezen van het bestuur van het samenwerkingsverband door en uit de raden en de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de deelnemende gemeenten achten wij in dit verband van groot belang. Het samenwerkingsverband zal voorts voldoende draagvlak moeten hebben, teneinde alle taken, die de gemeenten niet zelfstandig kunnen vervullen, binnen hetzelfde samenwerkingsverband tot een oplossing te kunnen brengen. Daarbij zullen overigens bestuurlijke overwegingen van herkenbaarheid en evenwichtigheid moeten prevaleren boven wensen van doelmatigheid. Zoals gesteld,is de algemene taakstelling van de samenwerkingsverbanden een aanvullende, omvattende hetgeen de constituenten aan deze verbanden hebben toevertrouwd. Hieruit mag evenwel niet de conclusie worden getrokken, dat wij een algehele vrijblijvendheid zouden willen bepleiten. Integen deel, wij zijn van oordeel, dat een gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen het instrumentarium dient te bieden, waardoor enerzijds het aanvullende karakter van de samenwerkingsverbanden, gebaseerd op de gemeenten, behouden blijft, doch anderzijds voorkomen wordt, dat door één of enkele gemeenten wordt gefrusteerd, hetgeen in het belang van de totaliteit van de regio noodzakelijk wordt geacht. Wij willen voorts nog wijzen, op de belangrijke adviserende en coördinerende taak, welke de samenwerkingsverbanden ten aanzien van de deelnemende gemeenten kunnen hebben. Zij functioneren daarmede als overlegorgaan tussen gemeenten op het niveau van de gemeenteraden. Tenslotte mogen wij nog opmerken, dat de samenwerkings verbanden - zonder dat dit tot een integrale taakstelling behoeft te leiden - zelf initiatieven kunnen nemen in die aangelegenheden, welke voor de Regio als geheel van belang moeten worden geacht en dat deze functie niet een direct afgeleide van de gemeenten behoeft te zijn. De nota van de "Stuurgroep Regionalisatie" Komend tot de bespreking van de nota zelfconstateren wij dat de Stuurgroep haar conclusies niet heeft onderbouwd met een "algemene filosofie", zoals wij in het vorenstaande hebben trachten te geven. De Stuurgroep onderkent de algemene tendens tot schaalvergroting op het bestuurlijk en maatschappelijke terrein en sluit daarop aan; op zichzelf een aanvaardbaar uitgangspunt, hoewel wij van oordeel zijn, dat de nota aan kracht zou hebben gewonnen, indien de plaats en de rol van de samenwerkingsverbanden op het niveau van het lokale bestuur sterker zou zijn gestipuleerd. 3ij het doen van een keuze omtrent het aantal en de begrenzing van de te vormen regio's in Friesland baseert de Stuurgroep zich op twee overwegingen: a. de maatschappelijke samenhangen tussen de gemeenten (oriëntatie, aard,karak ter ed b. de bestuurlijke samen-hangen tussen de gemeenten. De nota heeft in de gevallen, waarin de maatschappelijke samenhangen in een andere richting wijzen dan de bestuurlijke een keuze gedaan ten gunste van de bestuurlijke relaties. Deze keuze stemt niet overeen met de hiërarchische verhouding.die tussen beide relaties aanwezig moet worden geacht. De maatschappelijke relaties zijn van een hogere orde dan de bestuurlijke. De bestuurlijke relaties zouden immers gebaseerd moeten zijn op hetgeen de maatschappelijke relaties aan organisatie en ordening eisen en zouden daarmee op zich reeds een antwoord moeten zijn op het aanwezige maat schappelijke patroon. Wij zijn principieel dan ook van oordeel, dat in die gevallen, waarin de rela ties niet met elkaar overeenstemmen, gekozen zou moeten worden voor de maat schappelijke samenhangen. In het rapport is echter uitgegaan van de bestuurlijke relaties, hetgeen zijn oorzaak vindt in de verwachting, dat anders de bestuurlijke samenwerking van gemeenten in Friesland in het geheel niet van de grond zou komen. Dat is niet een keuze voor het optimale, maar een aanvaarden van het haalbare. Wij zijn van mening, dat - in geval de maatschappelijke samenhangen zo evident zijn, dat de in het rapport gedane keuze voor de bestuurlijke samenhangen daar mede te sterk conflicteert - aan de maatschappelijke samenhangen de voorkeur zal moeten worden gegeven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1977 | | pagina 29