-2-
De in uitzicht gestelde brief van gedeputeerde staten werd alhier onder dag
tekening van 4 maart 1976 ontvangen.
Blijkens dit schrijven hebben gedeputeerde staten de volgende alternatieve
mogelijkheden voor een oplossing onder ogen gezien.
a. de bouw van een tunnel door het Prinses-Margrietkanaal;
b. de bouw van een beweegbare brug over het Prinses-Margrietkanaal?
c. de bouw van een beweegbare brug over de Graft;
d. het inleggen van een voldoende zware pont over de Graft;
e. het inleggen van een zwaardere pont over het Prinses-Margrietkanaal.
Ket college meent, dat aan de hierboven onder a tot en met d genoemde mogelijk
heden de volgende bezwaren zijn verbonden;
ad a. de kosten van een tunnel zijn veel te hoog; bovendien zijn aan de bouw van
een tunnel technische bezwaren verbonden, zoals de kans op verzakkingen in
de omgeving van de bouwput;
ad b. de bouw van een (beweegbare) brug over het Prinses-Margrietkanaal is om land
schappelijke redenen, alsmede cm scheepvaarttechnische redenen onaanvaardbaar;
ad c. de bouw van een brug over de Graft is eveneens om landschappelijke redenen,
alsmede om redenen, gelegen in het belang van de Graft als (alternatieve)
route voor de recreatieve vaart, craantrekkelijk;
ad d. indien over de Graft een pont wordt ingezet, wordt de pontverbinding nabij
Grouw over het Prinses-Margrretkanaal opgeheven; voor de bewoners van de Bird
kan naar de mening van gedeputeerde staten in dat geval niet van een verbete
ring v/orden gesproken; bovendien zijn zij dan aangewezen op de voorzieningen
in Oudega.
In verband met het vorenstaande komen gedeputeerde staten tot de conclusie, dat
de voorkeur moet worden gegeven aan een nieuwe zwaardere pont, waarbij de gedachten
uitgaan naar een pont met een draagvermogen van 25 ton. Het is huns inziens ook
de goedkoopste oplossing, die het snelst te verwezenlijken is en die met een aan
gepaste dienstregeling in redelijke mate tegemoet komt aan de sociale- en economi
sche wensen van de bewoners van het gebied van de Bird.
Gedeputeerde staten voegen hieraan nog het volgende toe;
"De manoeuvreerbaarheid van het thans in gebruik zijnde vaartuig is slecht. Dit wordt
hoofdzakelijk veroorzaakt door het geringe motorvermogen en de overbrenging van het
motorvermogen op de schroefas, die geschiedt door middel van riemen, hetgeen veel
verlies in vermogen geeft.
Een nieuw te bouwen pont zou ongeveer 6 meter langer zijn dan de huidige pont.
Hierdoor zou de passeerbreedte van de overige scheepvaart nadelig kunnen worden be-
invloed, doch door een constructie van opklapbare op- en afrijkleppen kan het ver
schil in lengte ten opzichte van de huidige pont belangrijk worden teruggebracht.
Indien wordt gekozen voor een systeem, waarbij de kleppen tijdens de overtocht
in verticale stand staan, kan het verschil in lengte tot 2.50 meter a 3 meter
worden gereduceerd. Door het plaatsen van een voldoende sterke motor, b.v. 250 a
300 pk, zal de manoeuvreerbaarheid ruimschoots voldoende zijn en kan het afdrijven
door wind en stroom tct een «dniaum werden beperkt. Een optimale manoeuvreerbaar
heid zal kunnen worden verkregen door het gebruikmaken van het Voith-Schneider
voortstuwingssysteem, waarbij het vaartuig alle gewenste koerscorrecties plaatse
lijk kan uitvoeren. Wellicht zou een kostenopgave door "Conoship" kunnen worden
gedaan, waar .bij zowel de traditionele voortstuwing door midde] van schroeven en
het Voith-Schneider systeem naast elkaar Kunnen worden gezet.
Voor de passerende scheepvaart behoeft derhalve een nieuwe en wat groteruit-
gevoerde pont, zelfs bij gebruik van de traditionele schroeven, zeker geen proble
men op te leveren. Op dit punt zal de situatie mogelijk zelfs verbeteren, omdat de
wendbaarheid en snelheid van dat nieuwe vaartuig beter/groter zal kunnen zijn dan
van het huidige veer. Ook de rijkswaterstaat, zo bleek ons bij raadpleging, ziet
geen bezwaren tegen een zwaardere pont.
Indien wordt gekozen voor een nieuwe pont zuilen wel de .insteekha/ens even
redig moeten worden vergroot. Kanaalbelangen verzetten zich hier niet tegen. Mits
aan de te stellen eisen inzake motorvermogen, snelheid en manoeuvreerbaarheid wordt
voldaan, bestaan, zoals uit het vorenstaande blijkt, geen scheepvaarttechnische