-2-
1De recreatie moet zich ontwikkelen in overeenstemming met de belangen van de
Friese bevolking.
2. De op grond van de Landschapverordening Friesland 1975 te treffen maatregelen
zijn in de praktijk nog niet doeltreffend gebleken. Het aantal pleziervaar
tuigen neemt in ons merengebied nog steeds toe. Het stelsel van beleidsmaat
regelen vormt geen sluitend geheel en er zijn geen maatregelen aangegeven om
het aantal pleziervaartuigen af te remmen.
3. Het is van het grootste belang, dat tot een centrale registratie van boten wordt
overgegaan, dat tegen overtreders van ligplaatsverboden wordt opgetreden en dat
dus controle in het merengebied wordt uitgeoefend.
4. Met voortvarendheid moet naar mogelijkheden worden gezocht, om alternatieve
ligplaatsen beschikbaar te stellen.
Pas nadat eenvoudige en voor de Friese bevolking betaalbare jachthavens
zijn aangelegd en/of ligplaatsen buiten het merengebied zijn gemaakt cq. aan
gewezen, kan daadwerkelijk tot sanering van de kwetsbare gebieden in het
merengebied worden overgegaan.
5. Het recreatieschap vraagt zich af, of in de nota niet wat te weinig waarde
wordt toegekend aan de betekenis van de recreatie voor de inkomensvorming en de
werkgelegenheid. Hierbij dient terdege in het oog te worden gehouden, dat er
een doorwerking zal zijn op de niet rechtstreeks bij de recreatie betrokken
bedrijven.
6. Ten aanzien van het kamperen bij de boer moeten niet te veel beperkingen worden
opgelegd. Er bestaan geen overwegende bezwaren tegen dit kamperen met een
maximum van drie caravans op het erf van een bewoond agrarisch bedrijf.
7. De recreatievoorzieningen moeten goed en veilig bereikbaar zijn, hetgeen mede
kan worden bevorderd door het aanbrengen van een scheiding tussen beroeps -en
pleziervaarders
8. Een betere controle op het vaargedrag, waarbij intensief toezicht zou moeten
worden uitgeoefend op de door de boten op te werpen golfhoogte en de schade,
die daardoor ontstaat, is gewenst.
9. Bij verbetering van wegen of vergroting van parkeerterreinen voor de recreatie
moeten de gevolgen voor de omgeving en voor het recreatiepunt goed onder ogen
worden gezien.
10. Het hebben van een kwalitatief behoorlijk fietspadennet rondom en - in beperkte
mate- binnen het merengebied is van belang.
11. Voor de landrecreatie zijn er nog onvoldoende mogelijkheden. Aandacht zou
kunnen worden geschonken aan de totstandkoming van slecht-weeraccommodaties
door verbetering van bestaande recreatie-projecten. Daarnaast is de aanleg
van fiets- en wandelpaden van belang.
12. Getracht zou kunnen worden de oeverrecreatie op een aantal punten wat beter van
de grond te brengen. Bij het realiseren van de nog aanwezige mogelijkheden,
dient echter zeer zorgvuldig te worden nagegaan, of de gekozen plaats inder
daad verantwoord is.
13. Ten aanzien van de sportvisserij is er een tekort aan voorzieningen, zodat
uitbreiding gewenst is.
14. De ontwikkeling van de waterrecreatie in de provincie heeft reeds een dusdanig
stadium bereikt, dat vooral in ons merengebied de grootste zorg in acht moet
worden genomen bij het te voeren beleid.
15. De in de nota reeds uitgewerkte punten kunnen eerst voldoende worden beoordeeld,
nadat via het recreatieschap "De Marrekrite" een beleidsplan voor het meren
gebied-noord is opgesteld,
16. Beklemtoond wordt, dat voorzichtigheid in het beleid ter zake geboden en een
afremming van de groei van de watersport in ons merengebied-noord noodzakelijk
is.