De aanstellings- en bevorderingseisen voor de rangen tot en met brand
meester stemmen geheel overeen met de desbetreffende ministeriële richtlijnen
van 5 juli 1955, evenals de daarbij behorende, laatselijk in 1969 gewijzigde,
geneeskundige keuringseisen.
Een van de consequenties van hec vaststellen van de model-rechtspositie-
regeling is toepassing van de vrij stringente keuringseisen. Volgens artikel
D 9 van de model-regeling wordt elke vrijwilliger periodiek onderworpen aan
een geneeskundig onderzoek door een door burgemeester en wethouders aangewezen
deskundige, overeenkomstig de ter zake geldende, richtlijnen (keuringseisen vrij
willig brandweerpersoneel)Vrijwilligers jonger dan 40 jaar moeten om de 3 jaar
worden gekeurd, tussen de 40 en 50 jaar om öe 2 jaar en boven de vijftig jaar
lijks. De keuring geldt zowel voor beroeps- als vrijwillig personeel, ongeacht
of een persluchtmasker wordt gebruikt.
Evenals tot nog toe in de organisatie- en beheersverordening brandweer is
geregeld, verlenen burgemeester en wethouders de vrijwilliger ongevraagd eer
vol ontslag, op grond van het bereikt hebben van de 55 -jarige leeftijd. Ten
aanzien van de commandant kan in bijzondere gevallen van deze leeftijd worden
afgeweken, mits hij aan de eisen van de medische keuring kan voldoen.
Het niet-beroepsmatig uitoefenen van de brandweertaaJc is aanleiding ge
weest in de model-rechtspositieregeling geen bepalingen met betrekking tot de
aanspraken op een uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag op te nemen.
Immers een zodanige uitkering zou een voorloper zijn van het op 65-jarige leef
tijd toe te kennen pensioen. Aangezien vrijwilligers bij de brandweer uit
hoofde van hun betrekking niet gepensioneerd kunnen worden (met uitzondering
van hen die uit hoofde van hun hoofdberoep reeds aanspraak op pensioen hebben)
is het in uitzicht stellen van een uitkering bij het bereiken van een bepaalde
leeftijd niet op zijn plaats.
Hoofdstuk D van de model-rechtspositieregeling bevat voorzieningen, die
in de eerste plaats beogen de vrijwilliger schadeloos te stellen voor de gelde
lijke gevolgen van ongevallen, ontstaan in verband met de vervulling van de
door hem bij de gemeentelijke brandweer beklede betrekking.
De in het model geregelde schadeloosstelling omvat:
a. een uitkering wegens derving van loon of inkomsten uit beroep of bedrijf
gedurende de ongeschiktheid van de vrijwilliger tot het. verrichten van zijn
gewone werk, doch niet langer dan 18 maanden;
b. een kapitaaluitkering bij arbeidsongeschiktheid na het verstrijken van de
onder a genoemde termijn;
c. vergoeding van de ten laste van de vrijwilliger blijvende kosten van genees
kundige behandeling of verzorging.
De onder a bedoelde uitkering bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid is
naar boven begrensd door het maximum dagloon voor de uitkeringen ingevolge de
Ziektewet. Zij heeft slechts reële betekenis voor de vrijwilliger, die als zelf
standige of als loontrekkende in de particuliere sector werkzaam is. De vrij
williger, die in een hoofdbetrekking ambtenaar is, ontvangt immers gedurende
de tijd van zijn arbeidsongeschiktheid zijn volle bezoldiging.
De omvang van deze voorzieningen wordt, aansluitend op de ter zake gevolgde
parktijk, in beginsel afhankelijk gesteld van dekkingsmogelijkheden, die de
particuliere verzekeringsmaatschappijen de gemeenten kunnen bieden.
Momenteel wordt het risico gedekt bij de Assurantie combinatie Nederland
en wel: