Artikel B 7. 1. De vrijwilliger die ingevolge wettelijke verplichting in werkelijke mili taire dienst is, wordt geacht in zijn betrekking met verlof te zijn. 2. Indien en voor zover de periode van werkelijke militaire dienst van de vrijwilliger meer dan twee maanden is, heeft lij gedurende deze periode geen recht op de aan zijn betrekicing verbonden vaste vergoeding. 3. Indien de in het tweede lid bedoelde vrijwilliger ambtenaar in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet is, geniet hij gedurende de in dat lid bedoelde periode de aan zijn betrekking verbonden vaste vergoeding tot een bedrag hetwelk gelijk is aan het op hem te verhalen credeelte van de pensioenbijdrage. Bevordering Hoofdstuk C. Artikel C 1 Voer bevordering tot brandwacht 2e klasse komt in aanmerking de adspirant- brandwacht die; a. een diensttijd in de rang van aöspirant-brandwacht heeft van tenminste één jaar; b. het examen voor de rang van brandwacht 2e klasse, blijkens een diploma ten overstaan van de door de minister van binnenlandse zaken ingestelde beoordelingscommissie, met goed gevolg heeft afgelegd; c. naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor de rang van brand wacht 2e klasse geschikt is. Artikel C 2. Voor bevordering tot brandwacht le klasse komt binnen het raam van de or ganieke sterkte in aanmerking de brandwacht 2e klasse, dia; a. een diensttijd in de rang van brandwacht 2e klasse heeft van ten minste achttien maanden; b. het examen voor de rang van brandwacht le klasse, blijkens een diploma ten overstaan van de door de minister van binnenlandse zaken ingestelde beoordelingscommissie, met goed gevolg heeft afgelegd. Artikel C 3. Voor bevordering tot hocfdbrandwacht komt binnen het raam van de organieke sterkte in aanmerking de brandwacht le klasse die: a. een diensttijd in de rang van brandwacht le klasse heeft van ten minste drie jaren; b. het examen voor de rang van hoofdbrandwacht, blijkens een diploma ten Overstaan van de door de minister van binnenlandse zaken ingestelde beoordelingscommissie, met goed gevolg heeft afgelegd; c. naar het oordeel van burgemeester en wethouders de geschiktheid heeft om op de naar hun oordeel in aanmerking komende uitrukvoertuigen c.q. - vaartuigen, geen blusvoertuig c.q. -vaartuig zijnde, als bevelvoerder op te treden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1978 | | pagina 41