-3-
5. Afweging
In zijn algemeenheid kan men stellen, dat voor woningbouw twee motieven
zijn aan te voeren:
a. sociaal-ekonomische motieven;
b. sociaal-kulturele motieven
Beide termen vormen een belangrijk onderdeel van het begrip leefbaar
heid.
Wij zouden een onderscheid tussen de vier grotere kernen en de vier
kleine, kernen willen maken in die zin, dat:
- in de grotere kernen zowel, op sociaal-ekonomische als op sociaal-kulturele
gronden gebouwd zou mogen worden;
- in de kleinere kernen alleen gebouwd zou mogen worden op grond van sociaal-
kulturele motieven.
Het karakter, de sfeer, de mentaliteit en het saamhorigheidsgevoel, dat
zich in de kleine dorpjes zo duidelijk uitdrukt in een zeer eigen levensstijl,
zouden ernstige schade kunnen leiden, wanneer daar op een wat minder beschei
den schaal woningen zouden worden gebouwd.
Daarom zal de woningbouw in kleine kernen gekoppeld moeten zijn aan het
begrip leefbaarheid.
Leefbaarheid als argument voor woningbouw heeft niet alleen te maken met
zaken als het tegengaan van vergrijzing en binding van jongeren, maar vooral
met het feit, dat de mensen het gevoel hebben, dat er iets voor hen gedaan
wordt, dat er aan hen gedacht wordt. Daarom is het ook zo belangrijk, dat
het antwoord op de vraag, voor wie er gebouwd wordt, luidt: voor de sociaal
en ekonomisch aan de kern gebonden mensen.
Tegenover argumenten, die zouden kunnen pleiten voor (zij het geringe)
woningbouw, staan motieven, die zich verzetten tegen welke vorm van nieuw
bouw dan ook in deze kleine kernen.
Deze motieven liggen merendeels op het vlak van de stedebouwkundige
karakteristiek, milieu, landschapsbehoud en dergelijke.
Een ruimtelijke beoordeling van de kernen roept enige twijfel op om
trent de mogelijkheid om op basis van sociaal-kulturele motieven in alle
voorkomende gevallen aan de vraag naar bouwterreinen te voldoen.
In Friens kunnen volgens het bestemmingsplan in onderdelen (1955) met
moeite nog twee woningen worden gerealiseerd. Door middel van een her
ziening van het bestemmingsplan zouden aan de westzijde van de Beslingawei
tegenover de van Sytzamawei nog 4 woningen gebouwd kunnen worden, ter plaatse
op de voor u ter inzage liggende tekening aangegeven, zonder dat het neder
zettingspatroon wordt aangetast.
Verdere woningbouw betekent öf wel een uitwaaiering van het lint öf
wel een aanzet tot komvorming.
Toch moet een dergelijke ontwikkeling niet onmogelijk worden geacht.
De konsekwenties hiervan zijn echter vrij omvangrijk. Men kan er bijvoorbeeld
op wijzen, dat geen van de kleine kernen aangesloten is op de riolering, dat
alle kernen aan zeer smalle weggetjes liggen,die niet geschikt zijn voor
zwaar verkeer en dat de kerntjes in feite agrarische nederzettingen zijn,
waarbij doelmatige agrarische bedrijfsvoering centraal staat.
Bij intensivering van de woonfunktie in deze kernen zou gemakkelijk
een spanningsveld kunnen ontstaan tussen de woonfunktie en de agrarische
funktie
Nog moeilijker dan in Friens ligt de situatie in Idaard. In de loop
der jaren is de Friesmawei dicht geslibd met woningen. Woningbouw aan de
westzijde van de weg lijkt niet wenselijk.