-10-
De voorzitter wil met de heren de Wolf en Knossen toch wel tot enige
voorzichtigheid manen. Verhoging met ruwweg 20%, zoals de heer Zwart wil
houdt in, dat men goed beslagen ten ijs moet komen. Het ligt hier anders
dan bij verhoging van bruggelden en reinigingsrechten, waarbij exact
vaststaat wat de inkomsten en uitgaven zijn. In die gevallen zijn de
kosten duidelijk aantoonbaar en is het mogelijk om een wat grotere verho
ging door te voeren. Aangezien dit in het onderhavige geval bepaald niet
zo is, bepleit spreker aan het door de minister toegestane verhogingsper
centage van 3^% de hand te houden. In dit verband vestigt spreker er de
aandacht op, dat vanavond een tiental voorstellen inzake verhoging van
tarieven, belastingen en restituties aan de orde is waarbij de verho
gingen variëren van 3h tot 33%. Juist daarom acht spreker het van belang,
dat met betrekking tot voorstellen, waarin niet exact het kostenpatroon
kan worden aangegeven, de nodige voorzichtigheid is geboden. Anders zouden
voorstellen, waarin wel een groter verhogingspercentage wordt gemotiveerd,
extra worden belast, wat de goedkeuringsprocedure betreft. Voorkomen moet
worden, dat de beleidsoverwegingen met betrekking tot de koninklijke
goedkeuring onnodig worden bezwaard. Verder wijst spreker er nog op, dat
de woonschepen onder twee tarieven vallen. Behalve het onderhavige tarief,
vallen ze ook nog onder de forensenbelasting. In dit voorstel worden deze
schepen belast met f. 2,60 per m2 en in voorstel 24 met f. 6,per m2.
In het onderhavige geval ontbreekt een rechtvaardigingsgrond om genoemde
3*2% te overschrijden. Uit taktische overwegingen ontraadt de voorzitter
de door de heer Zwart voorgestelde verhoging.
De heer Draisma merkt op, dat de beoogde 3^% verhoging een extra in
komstenbron geeft van f. 195, Spreker vreest, dat dit bedrag straks
alleen al wordt opgesoupeerd door administratie- en portokosten.
Aangezien in deze een administratieve begeleiding noodzakelijk is, zou
spreker toch wel graag eens willen weten welke kosten, in uren uitgedrukt,
hiermee zijn gemoeid. Spreker acht een redelijke aanpassing verantwoord.
De voorzitter antwoordt, dat tweemaal kosten worden gemaakt inzake
het innen van de gelden voor deze woonschepen, namelijk de eerste keer
met betrekking tot het opmeten van de woonschepen en verder de kosten van
verzending van het aanslagbiljet.
Wat dit laatste betreft maakt het niet uit of op het aanslagbiljet f. 2,
f. 2,60 of f. 3,staat. Behoudens enkele wisselingen, zijn alle woon
schepen gerubriceerd. Het gaat totaal om zo'n 44 schepen, die in gemeente
water liggen. Woonschepen, waarop de woonforensenbelasting van toepassing
is zijn zo'n 80 a 85 stuks, inclusief de 37 rekreatieve en 7 permanent
bewoonde woonschepen, die in gemeentewater liggen. Alleen indien in uit
zonderlijke gevallen een woonschip wordt gewisseld, moet opnieuw opmeting
plaats vinden. Gesteld kan dan ook worden, dat bedoelde f. 195,het
netto inkomen is.
De heer Draisma zegt, dat de betreffende ambtenaar in 1978 voor de
gemeente in verhouding meer kost dan in 1972.
De heer Zwart merkt op, dat ook in het verleden deze grotere verho
gingen zijn geaccepteerd. In dit verband wijst hij op de 25% verhoging van
vorig jaar. Spreker is van oordeel, dat op de door hem voorgestelde ver
hoging zeker goedkeuring zal worden verkregen.Spreker vindt, dat hier be
slist geen sprake is van willekeur, omdat in het algemeen toch gestreefd
wordt naar enige inperking van de rekreatie. Door het tarief enigszins
sterker te verhogen, kan op deze manier hier iets aan gedaan worden. Niet
vergeten moet worden, dat de recreanten ook profiteren van de algemene
voorzieningen.