-2-
ad A. De middelenvoorziening.
Deze middelen bestaan voornamelijk uit:
1. de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
2. de overige rijksuitkeringen.
3. de eigen gemeentelijke belastingen en retributies.
4. de inkomsten uit eigendommen.
5. de vermindering van de kapitaallasten.
6. de winstuitkering van het gasbedrijf.
ad.l. De algemene uitkering uit het gemeentefonds.
Deze uitkering is met rond 5.000.000,verreweg de belangrijkste
bron van inkomen van de gemeente. De voornaamste onderdelen van deze
uitkering zijn:
de uitkering naar oppervlakte
de uitkering naar bebouwing
de uitkering per inwoner
het volume accres.
Werd in ons genoemd voorstel nog verondersteld, dat de oppervlakte
uitkering in de toekomst- overeenkomstig het advies van de Raad voor de
gemeentefinanciën- zou worden opgevoerd van 12,50 tot f 15,thans
is gebleken, dat deze verhoging niet zal doorgaan. Er is op dit punt
dus geen sprake van verdere groei van de gemeentelijke inkomsten.
De uitkering naar de waarde van de bebouwing- welke tot en met 1978
werd afgeleid van de belastbare opbrengst volgens de grondbelasting-
wordt met ingang van 1979 uitgedrukt in een bedrag per woning. Voor dat
jaar is dit bedrag dezerzijds berekend op 49,55 per woning. Alleen door
toename van het aantal woningen komen meer middelen beschikbaar.
Voor de komende jaren wordt, evenals het vorig jaar, rekening gehouden met
een toename van 20 woningen per jaar. Zulks in verband met de veronder
stelling, dat de bevolking met circa 50 inwoners per jaar zal groeien.
Omdat in de 4 jaren, welke sinds 1 januari 1975 zijn verlopen, de
bevolking met 182 personen is toegenomen, wordt voor de groei van de
bevolking voor de komende jaren met dit gemiddelde van 50 rekening
gehouden.
Het volume-accres is door de lagere groeivoet van het nationaal in
komen door het rijk teruggebracht van 3,5% per jaar naar 2,35%. Dit accres-
bestemd voor de uitzetting van het gemeentelijk budget- wordt uitgedrukt in
een verhoging van het uitkeringspercentage. Ten behoeve van een meerjaren-
persoectief heeft het rijk de volgende vermenigvuldigingscijfers verstrekt:
1979: 514 1980: 520 1981: 527 1982: 534 1983: 541
Totale groei: 27 punten.
Ter vergelijking: de groei, vermeld in ons voorstel van 20 februari 1978
en betrekking hebbende op het tijdvak 1978-1982 bedroeg 46 punten, zodat van
een aanzienlijke verslechtering kan worden gesproken.
In bijlage I is een becijfering gegeven van de groei van de algemene
uitkering op grond van bovenstaande veronderstellingen.
-3-