Achteraf bleek spreker, dat wel de opdracht aan de stedebouwkundige was
geneven en wel met de ruilverkavelingscommissie was gepraat, maar dat de toe-
zegging aan raad om met de boeren te praten blijkbaar kon worden afgedaan
met een onbenullig briefje over !,enige onduidelijkheden''1 die nog zouden bestaan.
Spreker vindt deze handelwijze voor de portefeuillehouder van ruimtelijke
ordening beschamend en betreurt het ten zeerste- dat de wethouders deze met hun
verantwoordelijkheid dekken.
"Dat is grof geschut", aldus zegt de voorzitter. Spreker meent, dat de heer
de Wolf de zaak schromelijk overtrekt. In de eerste plaats was vóór 17 april
al lang met de boeren gesproken en ook de opdracht voor het maken van het be
stemmingsplan was al lang de deur uit. Toen het concept gereed was is uiteraard
met de belanghebbenden, ook met de ruilverkaveling,daarover gesproken. Toen
heeft de raad op 17 april er nog eens op aangedrongen om met de boeren te praten,
hetgeen burgemeester en v/ethouders uiteindelijk hebben toegezegd. Vlak daarop
heeft een der belanghebbenden een gesprek met het college gehad, hetgeen leidde
tot totaal nieuwe ontwikkelingen. Haar aanleiding van dit laatste gesprek hebben
burgemeester en v/ethouders besloten eerst deze nieuwe ontwikkelingen af te wachten,
omdat een nader gesprek toch weinig zin had. Vandaar dat briefje van 15 mei.
Tijdens de discussie heeft geen der leden van het college er aan gedacht het be
wuste briefje, dat als antwoord op de vraag van van Gorkum kon worden aangemerkt,
ter sprake te brengen.
Wanneer de heer de Wolf dan meent dit groffe geschut te moeten hanteren,
dan kan spreker alleen maar zeggen dat hij dit rustig over zich heen laat gaan,
zoals het water van een eend afdruipt.
De heer de Wolf constateert uit het antwoord van de voorzitter, dat de
opdracht aan de stedebouwkundige al lang v/as gegeven, zodat de discussie op
17 april dus zinloos is geweest en dat de toezegging kennelijk inhoudsloos v/as.
De heer van Gorkum zegt, dat hij de vorige maal zijn teleurstelling heeft
uitgesproken over het weinige contact met de belanghebbende boeren, maar hij hoort
nu van de heer de Wolf dat deze al lang van de brief v/ist. Spreker wil niet
stellen, dat de heer de Wolf op de stoel van het college moet gaan zitten, maar
hij had toch de andere leden wel even kunnen inlichten, dan was dat punt direct
afgehandeld.
De heer de Wolf zegt, dat dit uit de notulen blijkt, dat hij hiermee op de
hoogte was.
punt a. De heer Knossen vraagt of uitsluitend voor dit 4e deel subsidie wordt
gegeven. Wethouder van Essen zegt, dat in dit 4e deel verhalen over deze ge
meente en omgeving zijn opgenomen. Vandaar het subsidie.
Hierna worden de mededelingen voor kennisgeving aangenomen.
Ingekomen stukken.
a. De heer "wart zegt weinig gelukkig te zijn met het standpunt van gedeputeerde
staten. Dit college snapt er nil's van of doet maar alsof. Spreker meent, dat
er bij de raad, de bevolking van Wartena en gebruikers van het sportveld een
wens naar voren is gebracht. Wanneer gedeputeerde staten het daarmee niet eens
zijn, dan moeten ze wel met een goede motivering komen. In het antwoord van
gedeputeerde staten bestaat deze motivering uit 2 delen; In de eerste de auto's,
terv/ijl in de vragen aan gedeputeerde staten duidelijk de klem op de fietsers
en voetgangers is gelegd, en in de tweede plaats het creëren van een schijn
veiligheid - een mooie kreet - die bij elk. stopgebod ontstaat. Spreker be
klemtoont nogmaals, dat het zwaarte-punt bij de fietsers en voetgangers ligt
en betreurt het dat gedeputeerde staten hieraan voorbijgaan. Spreker merkt op,
dat de raad hieraan weinig meer kan doen. Voor het dorp Wartena zal hieraan
nog v/el een staartje zitten.
Hierna worden de ingekomen stukken voor kennisgeving aangenomen.