Om het toekomstig vestigingssaldo te ramen is dan ook alleen uitge
gaan van economisch gebonden personen (werkmigranten)
Volgens schatting lijkt het noodzakelijk om voorlopig rekening te
houden met een vestigingsoverschot van 250 werkmigranten in de periode
1980 - 1991.
Dit getal is gebaseerd op een geringe uitbreiding van het aantal
arbeidsplaatsen in de komende jaren, alsmede op het grote aantal mensen
die in de gemeente werkt maar daar niet woont.
Deze mensen moeten zich in de gemeente kunnen vestigen.
De huisvesting van deze werkmigranten zal naar verwachting niet
gelijkmatig over de komende jaren kunnen worden gerealiseerd. De taak
stelling die Leeuwarden is toebedeeld voor de opvang van vestigingsover
schotten betekent voor de omliggende gemeentel een geleidelijke afbouw
van nieuwbouw voor migratie.
Het totaal van A en B leidt tot een richtgetal voor 1992 van
9505 inwoners. Geïnterpreteerd naar 1995 - het jaartal, waarvan de nota
Groba uitgaat - blijkt dit richtgetal slechts weinig af te wijken van de
in de nota opgenomen cijfers.
Woningbehoefte-percentages
Nu de bevolkingsprognose op basis van natuurlijke aanwas en migratie bekend
is, dient het aantal woningen dat voor het bevolkingsaantal nodig is te
worden geschat.
De woningbehoefte is bepaald met behulp van woningbehoefte-percentages.
In deze methode wordt per leeftijdscategorie een uitspraak gedaan over de
woningbehoefte in procenten van het totaal.
Met behulp van de bevolkingsprognose en deze woningbehoefte
percentages wordt het aantal benodigde woningen berekend.
Met behulp van de algemene volkstellingen 1960 en 1971 zijn voor
beide jaren de woningbehoefte-percentages per leeftijdscategorie samenge
steld.
Het blijkt, dat in de tussenliggende periode een verschuiving heeft
plaats gevonden. De woningbehoefte van de jongeren neemt in de loop der
jaren toe, terwijl de woningbehoefte van de ouderen afneemt.
De gevonden woningbehoefte-oercentages van 1960 en 1971 worden nu in
de tijd doorgetrokken (extrapolatie)
liet behulp van de berekende woningbehoefte-percentages wordt in
tabel 4 het aantal woningen per 01-01-1992 benaald.
De woningvoorraad neemt volgens berekening toe met. 442 woningen tot
3150 woningen per 01.01.1992.
Bij een correctie met de gewenste leegstand van 2% (dit is de leeg
stand die noodzakelijk is om de woningmarkt goed te laten functioneren)
komt het totaal op 3213 woningen.
Om te kunnen toetsen of de extrapolatie van de woningbehoefte-
percentages in redelijke mate overeenstemt met de werkelijke behoefte wordt
over de periode 1971 - 1979 de werkelijke woningvoorraad vergeleken met de
berekende woningvoorraad.
Afwijkingspercentage
Uit tabel 5 blijkt dat de werkelijke woningvoorraad groter is dan de
berekende woningvoorraad.