;ente ïdaarderadeel
Voorstel betreffende het verzoek van
het bestuur van de bijzondere school
voor gewoon lager onderwijs te Wartena
om vergoeding voor vakonderwijs per
1 augustus 1980.
Aan de gemeenteraad.
Grouw, 13 juni 1980.
Zoals u bekend is, hebt u in uw vergadering van 19 juni 1979 besloten
de vergoeding voor vakonderwijs aan de bijzondere school voor gewoon lager
onderwijs te Nartena in te trekken, zulks te rekenen net ingang van
1 augustus 1979.
In een tot de raad gericht schrijven van 2 april jl. verzoekt genoemd
schoolbestuur met ingang van 1 augustus 1980 haar wederom een vergoeding
voor vakonderwijs te verlenen, dit in verband met de omstandigheid, dat deze
school wegens dalinc van het aantal leerlingen per die datum van drie op
twee leerkrachten terugvalt.
Het schoolbestuur verwijst in dit opzicht naar ons raadsvoorstel van
10 november 1978, no. 5, dat geleid heeft tot beëindiging van het vakonder
wijs aan de bijzondere scholen voor gewoon lager onderwijs te Grouw en 'larga
per 1 januari 1979. In een op de bijzondere school te Nartena betrekking
hebbende zinsnede staat vermeld: "met het oog op deze personeelsbezetting
blijft handhaving van de vakonderwijzeres (handwerken) naar ons oordeel
noodzakelijk en is het mitsdien verantwoord, de vergoeding voor deze vak
leerkracht te blijven verstrekken".
In hetzelfde voorstel wordt echter ook opgemerkt, dat mocht er een
vakature aan deze school komen, bij de benoeming rekening dient te worden ge
houden met bevoegdheden, omdat de noodzaak, waarvan de Lager-onderwijswet 1920
spreekt, jaarlijks door de gemeenteraad moet worden vastgesteld.
Deze passage wordt door het schoolbestuur evenwel niet aangehaald.
Als gevolg van verlaging van de leerlingenschaal en de op grond daarvan ge
nomen ministeriële beschikking van 20 februari 1979 heeft het schoolbestuur
te rekenen met ingang van 12 februari 1979 een derde onderwijskracht in de
persoon van onderwijzer benoemd.
Volledigheidshalve zij opgemerkt, dat ten tijde van de aanstelling van
deze derde leerkracht naast het hoofd één onderwijzer aan deze school werk
zaam was. Het hoofd der school werd wegens ziekte tijdelijk door een aange
stelde onderwijzer vervangen.
Toen per 12 februari 1979 een derde leerkracht mocht worden aangesteld,
werd de situatie aan de school deze, dat de onderwijzer, die tot dan het
hoofd der school verving, de derde leerkracht aan deze school werd, terwijl
het hoofd der school voor een ochtendschooltijd werd vervangen door een
onderwijzeres, die daartoe werd aangesteld.
Naar onze mening heeft het schoolbestuur met deze personeelsbezetting
niet voldoende zorgvuldig gehandeld, omdat men te weinig rekening heeft
gehouden met bevoegdheden; in dit geval met het vak "nuttige handwerken".
Het bestuur had de onderwijzeres derhalve niet als vervanger van het
hoofd der school moeten aanstellen, maar als volledige leerkracht.
GRÖUVV
No. 1719.