V
- 4 -
Mevrouw Weiss deelt mede, dat het muziekonderwijs eigenlijk geïnte
greerd zou moeten worden in het basisonderwijs. Dit is een kwestie van be
leid van de gemeente. Er kan bij sollicitaties eventueel rekening ge
houden worden met bevoegdheden van de leerkrachten voor het geven van
muziekonderwijs. De heer Bouma stelt dat bijvoorbeeld ook één vakleerkracht
de scholen zou kunnen afreizen. Een probleem is echter dat bij toetreding
tot de muziekschool Leeuwarden de overheadskosten toch betaald zullen
moeten worden.
De heer Van Essen merkt op dat het college hierover advies van de wel-
zijnscommissie had verwacht. Een en ander zal aan het eind van deze ver
gadering door het college nog graag worden besproken met de uit de welzijns-
commissie gevormde werkgroep.
De voorzitter van de welzijnscommissie vraagt of de raad zich accoord
kan verklaren met de prioriteiten zoals genoemd in de ontwerp-inventarisatie
nota.
De voorzitter vindt het noodzakelijk dat er ruimte is voor eenmalige
subsidies
Mevrouw Faber denkt dat het nodig is hiervoor een fonds te vormen. Er
zal dan elk jaar moeten worden bekeken wat hieruit gesubsidieerd wordt.
De voorzitter vraagt zich af of er dan ook een fonds voor de muziek
moet komen en eventueel nog andere fondsen. Het totaal te subsidiëren bedrag
zou uit een vast bedrag kunnen bestaan en uit een fonds waaruit de eenmalige
subsidies zouden moeten worden betaald.
De heer Schermer vindt het niet duidelijk hoe het gaat met cusussen die
lopen over meerdere jaren.Voorkomen moet worden dat hiervoor het ene jaar wel
en het andere jaar geen subsidie wordt gegeven.
De heer De Wolf constateert dat er in de dorpen gevraagd wordt naar
club- en buurthuiswerk en jeugd- en jongerenwerk. Hij informeert of deze 2
werkvormen niet één geheel vormen.
De heer Van Andel zegt, dat het één sterk samenhangt met het ander. Vast
staat echter wel, dat in een dorpshuis een vaste ruimte gewenst wordt voor
de jongeren.
De heer De Wolf informeert of de commissie zich al een beeld gevormd
heeft van de organisatie van zo'n dorpshuis.
De commissie deelt mee dat zij hier nog geen standpunt over heeft.
De heer De Wolf vindt het belangrijk dat de organisatie (beheer e.d.)
geregeld is, voordat gekeken wordt hoe een dorpshuis kan worden gerealisserd.
De heer Van Andel geeft aan dat met betrekking tot het bovenstaande de
kadervorming nog wel een probleem is, maar er zijn wel mensen, die een dorps
huis op poten willen zetten. Dit blijkt ook wel uit de hoorzittingen, waar
vrijwilligers zich wel beschikbaar stelden.
De heer De Wolf vraagt zich af of het op de weg van de commissie ligt om
ook de organisatie te regelen.
Mevrouw Faber vindt dit meer een taak voor de 2e afdeling.
De heer Van Andel ziet de grens van de taak van de commissie nog niet zo
duidelijk, hij denkt in de toekomst aan een permanent welzijnsorgaan, waarin
vertegenwoordigers uit de bevolking zitting hebben. Hierover zal de commissie
zich nog beraden en een advies uitbrengen.
De heer Bouma merkt op, dat het niet hebben van een dorpshuis in Grouw
een achterstandssituatie betekent. Volgens hem zijn er wel tussenwegen tussen
een vaste kracht en vrijwilligers.