Nr. 39.
De raad van de gemeente Idaarderadeel,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 september 1981,
nummer 2200;
gelet op artikel 62 van de Afvalstoffenwet en de artikelen 272, letter h
en 277, eerste lid onder bl en b2, van de gemeentewet;
besluit
vast te stellen de volgende: verordening op de heffing en de invordering
•van de afvalstoffenheffing en de reinigings
rechten (Verordening reinigingsheffingen)
Hoofdstuk I.
Inleidende bepaling.
Artikel 1
Krachtens deze verordening worden geheven
a. een afvalstoffenheffing;
b. reinigingsrechten?.:
Artikel 2.
Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
perceeleen gebouwd onroerend goed - of een gedeelte ervan -
dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als
afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden
gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt.
Met perceel worden gelijkgesteld: een sta-caravan, een woonboot,
een woonwagen en een demontabel zomer- o£ vakantiehuisje,
indien gebruikt door een particuliere huishouding.
Bedrijfspand: een gebouwd onroerend goed - of een zelfstandig
gebruikt gedeelte ervan - geen perceel zijnde.
Grof bedrijfsafval: afvalstoffen afkomstig van bedrijven en
instellingen, welke door omvang of hoeveelheid niet in aanmerking
komen, voor net periodiek inzamelen als bedoeld in artikel 8,
tweede lid onder b en geen autowrak zijnde.
Hoofdstuk II.
Afvalstof fenhef fing
Artikel 3.
Aard der heffing.
Onder de naam "Afvalstoffenheffing" wordt een belasting geheven als
bedoeld in artikel 62 van de Afvalstoffenwet.
Artikel 4.
Belastingplicht
1. Belastingplichtig voor de afvalstoffenheffing is degene, die
naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens een
zakelijke of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt
van een perceel ten aanzien waarvan de gemeente verplicht
is tot de in artikel 3, eerste lid, van de Afvalstoffenwet
bedoelde dienstverlening.
2. Gebruik door leden van een huishouding wordt aangemerkt
als gebruik door het hoofd van die huishouding. Voor de
toepassing van dit artikel wordt een samenwoning als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, letter d, van het Besluit bevolkings
boekhouding met een huishouding gelijkgesteld.
3. "Het"