Nr. 598.
5. Voorstel tot het nemen van een
voorbereidingsbesluit ex artikel
21 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening ten behoeve van de bouw
van een windmolen op een perceel
grond te Roordahuizum.
Aan de gemeenteraad.
Grouw, 8 april 1983.
De heer TjBrouwer, Trije Romers 12 te Roordahuizum heeft vergunning
gevraagd voor de bouw van een windgenerator aan de Overijsselsestraatweg
te Roordahuizum, op het perceel kadastraal bekend: gemeente Roordahuizum,
sectie A, nr. 1996.
De windgenerator is bestemd voor het opwekken van windenergie om gedeelte
lijk te voorzien in de eigen energie-behoefte en tevens om proefondervin
delijk na te kunnen gaan of bepaalde constructies en technieken een
hoger rendement leveren dan de huidige bekende manieren.
Volgens de voorschriften behorende bij het vigerende bestemmingsplan
Kern Roordahuizum heeft het perceel waarop de windgenerator gebouwd
zal worden de bestemming "erf"Hierop mogen geen gebouwen worden
opgericht en geen bouwwerken met een grotere hoogte dan 5 meter.
De windgenerator van het ingediende bouwplan heeft echter een hoogte
van 14 m 2,50 m is 16,5 m inclusief de wieken.
Het ingediende bouwplan is derhalve in strijd met het vigerende bestem
mingsplan.
Op grond van het bovenstaande heeft uw raad op 15 februari 1983 besloten
het door de heer Brouwer ingestelde beroep tegen onze weigering hem
bouwvergunning te verlenen voor de bouw van de windgenerator ongegrond
te verklaren.
Wij hebben u daarbij echter toegezegd de aanvraag nog eens nader te
toetsen aan de door uw raad vastgestelde windmolennotitie. Wij zijn
daarbij tot de conclusie gekomen, dat het bepaalde in de windmolennotitie
over windmolens aan de randen van dorpsbebouwing de bouw van de aange
vraagde windmolen niet toelaat. In de eerste plaats moet worden betwijfeld
of in het onderhavige geval wel sprake is van de rand van het dorp
(gezien de bebouwing aan de westzijde van de Overijsselsestraatweg).
Doch ook als men daar over heen zou willen stappen is nog niet voldaan
aan het voorschrift, dat molens in dit soort situaties slechts kunnen
worden toegestaan indien en voorzover ze een gemeenschappelijke functie
hebben.
Toch zouden wij de medewerking van de gemeente in dit geval niet willen
onthouden. Er is met enige goede wil immers wel voldaan aan het dorpsrand-
criterium.
Dat de aangevraagde molen (dus in dit geval) geen gemeenschappelijk
karakter heeft^ willen wij als voorwaarde loslaten, omdat het hier
gaat om een experimentele molen. Hierbij wordt onderzocht welke andere
mogelijkheden behalve directe energielevering voor eigen gebruik een
windgenerator kan opleveren.
GEMEENTE IDAARDERADEEL