29. Voorstel tot vaststelling van een Hinderwetverordening Veehouderijen. Grouw, 13 juni 1983. Nr612. Aan de gemeenteraad. De Hinderwet verbiedt het zonder vergunning oprichten, in werking houden, uitbreiden of wijzigen van inrichtingen welke daarbuiten gevaar schade of hinder kunnen veroorzaken. Welke inrichtingen onder de Hinderwet vallen is in het Hinderbesluit bepaald. Veehouderijbedrijven zijn als zodanig niet in het Hinderbesluit genoemd. Voor de reeds bestaande veehouderijbedrijven werd tot het begin van de zeventiger jaren dan ook geen hinderwetvergunning verlangd. Op grond van enkele uitspraken van de Hoge Raad, laatstelijk van 1952, bestond algemeen de opvatting, dat de aanwezigheid van mestopslag bij een argrarisch bedrijf als zodanig dit bedrijf niet vergunningplichtig maakte. 'Gemeentebestuurders vonden bovendien zelden of nooit aanlei ding om een hinderwetprocedure in gang te zetten, omdat deze bedrijven weinig gevaar, schade of hinder voor de omgeving veroorzaakten. Aan de soms wel voorkomende klachten van omwonenden werd op verschillende wijze tegemoet gekomen. In 1967 werd voor het eerst bij een Koninklijk Besluit (Kerkwijk) op een hinderwet-beroep vastgelegd, dat door de opslag van mest de gehele in richting (bedrijfsgebouwen en erf) onder de werking van de Hinderwet valt. Het heeft evenwel nog enige jaren geduurd, voordat de betekenis van dit Koninklijk Besluit- en de daarop volgende van gelijke strekking - in volle omvang was doorgedrongen. Daarna is de Hinderwet geleidelijk aan op de agrarische bedrijfssector toegepast. In beginsel zijn nu alle veehouderijbedrijven - zowel de traditionele als de intensieve - vergunningplichtig. Overigens werden deze bedrijven niet alleen hinderwetplichtig vanwege de mestopslag, doch ook vanwege de aanwezigheid van bijvoorbeeld electromo- toren van meer dan 2 pk. Omdat de feitelijke uitbreiding van de werkingssfeer van de Hinderwet tot de agrarische bedrijven via jurisprudentie tot stand is gebracht, kon geen beroep worden gedaan op de overgangsregel van artikel 36 Hinder wet. Op grond van dit artikel kan voor inrichtingen, die opgericht zijn toen nog geen vergunning vereist was, een verklaring, dat de gegevens benodigd voor een vergunningaanvraag afgegeven zijn, dienen als een vergunning. Ook een afdoende schadevergoedingsregeling ontbrak. Onder deze omstandig heden meende men, dat een soepel beleid gevoerd moest worden. De uitgangs punten voor dat beleid werden neergelegd in de brochure Veehouderij en Hinderwet, voor het eerst uitgegeven in 1971 en in 1976 geactualiseerd. De brochure gaat ervan uit, dat rundveehouderijbedrijven meestal geen bijzondere problemen met zich meebrengen. Bij deze bedrijven kan doorgaans volstaan worden met het stellen van een aantal standaardvoorwaarden. Het K.B. 1967 voornoemd, heeft achteraf gezien dus grote gevolgen gehad. Niet minder dan 165.000 inrichtingen werden in één keer hinderwetplichtig. GEMEENTE IDAARDERADEEL

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1983 | | pagina 73