'Vreeselijk ongeluk nabij het Station te Leeuwarden' 20 Dodelijke ongevallen, moorden, branden zijn gruwelijke gebeurtenissen waarover mensen nog lang napraten. In de negentiende eeuw werden dergelijke voorvallen vaak door middel van een gedicht verder verteld. Doordat het vers rijmde, was het gemak kelijk te onthouden en kon de verspreiding van het nieuws in een tijd zonder radio en televisie en waarin niet iedereen een krant las, redelijk snel zijn. De gedichten waren voor een paar centen te koop en soms ook nog geïllustreerd. Dirk Swierstra heeft een gedicht opgediept over een ernstig ongeluk op het spoorwegemplacement van Leeu warden. Uit officiële rapporten blijkt dat het niet om een verzonnen verhaal gaat. Het gedicht over het ongeluk bij het sta tion is van de hand van een zekere J. Woudenberg. Een groot dichter is in hem niet verloren gegaan. Hij heeft het gedicht waarschijnlijk in grote haast geschreven gezien de slecht lopende zinnen en de soms wel erg kreupele rijmen. De haast is wel verklaarbaar: Woudenberg wilde natuurlijk actueel zijn. Vreeselijk ongeluk nabij het Station te Leeuwarden. Overkomen aan den 24-jari- gen werkman Huite Hoekstra, die op een noodlottige Wijze om het leven is gekomen. Voorgevallen 25 januari 1894. Weer klinkt een droeve mare ons in de ooren Weer meldt het nieuwsblad ons een ongeluk Een moeder werd een vreeselijk lot beschoren Dat bij een elk smart verspreidt en druk. Wie gaat niet treuren Als men dit voorval leest, Wiens boezem niet scheuren Of wordt bedroefd van geest. Huite Hoekstra had zich naar 't werk begeven Voor hij vertrok groet hij zijn moederzoet, Hij was voor haar de vreugde in haar leven t Geen niet belet dat zij hem missen moet. Gezond van lijf en leden Ging hij van haar af En nu ziet zij hem heden Ten prooi voor 't kille graf. Wie kan de schrik der weduwe beseffen, Toen zij de dood van haren zoon vernam, De zware slag die deze vrouw moest treffen Maakt haar van schrik bijna verstomd en lam. Zij smeekte teeder En bad almachtig God, Ziet op zijn ziel ter neder, Schenk hem Uw heilgenot. Hij werd alom geacht door zijne vrienden En was als zoon steeds zijne pligt getrouw, Hij was het die voor haar het brood verdiende Voor zijne moeder, een ziekelijke vrouw. Pas vier en twintig jaren Klaagt zij en nu reeds dood, Waarom mij nog te sparen Dat mij het graf ontsloot. Maar o, mijn God, ik blijf op U vertrouwen, Ik houd mij vast aan d' Evangelieblaan, Ik zal mijn lieveling eens aanschouwen Om zondevrij met hem eens weer te staan. O, Leniger der smarten, Gij die onverpoosd De gebroken harten Heelt en die schenkt troost. Zoo moest ik dan mijn broodverdiener missen, Ik oude vrouw die altijd ziekelijk ben, Niemand op aard kan mijne droefheid gissen, 't Is slechts de Heer, geen mensch die dit ken. Op God bouw ik mijn hope Totdat mijn aardsche baan Zal zijn afgeloopen En de hemelvreugd breekt aan. o, Hoe kortstondig is het menschelijk leven, 't Is als gras, het is gelijk een roos Die op het veld staat sierlijk en verheven Maar helaas, 't is voor een korte poos. Laat de orkaan zich hooren Die alles velt ter neer. Dan gaat de roos verloren, Haar standplaats is niet meer. Ver in den omtrek hoort men hem kermen, o, Wat geklaag was het op de spoorlijn, Maar zeer spoedig ging de dood zich ontfermen En maakte een einde aan des jongmans pijn. Hij heeft de geest gegeven Kort na het ongeluk, Het graf heeft hem ontheven Van al zijn aardsche druk. Het drama dat ik u ging mededeelen, Viel op vijf en twintig Januari voor, Nabij Leeuwarden zag men het afspelen, Waar Huite Hoekstra werkte aan het spoor. Hij moest de dood hier vinden Terwijl hij werkzaam was, Vriendinnen en mijn vrinden, De dood komt veel zo ras. Men ging het lijk van hem ter aard bestellen Van hem die stierf zoo eenen marteldood, Het doet ons tranen in de oogen wellen, Zoowel van vrienden als wel huisgenoot. Het is de oprechte bede Van vriend en bloedverwant Uw assche ruste in vrede, Uw ziel in 't Goddelijk land.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2001 | | pagina 22