Lcovor^ ca»; 26 gezichten stonden gespannen. Mijn vader wist echter niet wat er precies stond te gebeuren maar hem werd gevraagd alert te zijn op de vrijdagavond na zes uur. Het herinneringsalbum van deze overval dat hij later kreeg, is nu in mijn bezit. Het gerucht ging dat er onder het podi um in de kerk door koster Laverman veel spullen, o.a. koperwerk van dominee Bos waren verborgen, maar Laverman over leed in 1943 en nam zijn geheim mee in het graf. Na de oorlog heb ik als klein ste, kruipende op mijn buik in de ruimte onder dat podium, ernaar moeten zoeken maar niets gevonden. De zondagen Het leven hernam zijn loop. De kerken waren weer overvol op zondag, zo ook de Noorderkerk. Dankbaarheid en opluch ting deed veel mensen de gang naar de kerk maken, zeker twee keer per zon- of feestdag. Vooral rond de kerstdagen en met oud- en nieuwjaar, zodat dominees onder elkaar spraken over 'de tiendaagse veldtocht'. Preekte er een bekende 'naam' dan zat men tot in de gangpaden. Het orgel maakte de dienst compleet met als organisten de heren Havinga en Pasma. Vooral de laatste maakte er bij het uit gaan van de kerk een gewoonte van popu laire liedjes te bewerken. Vooral Vera Lynn scoorde hoog; aan'toon'baar was het wel maar bewijsbaar niet. Een groot aantal gereformeerde domi nees diende de kerk: Van der Woude, Bos, Prins, Kremer, Hagen, Aalders etc. Onder hen ook dominee Mak, voor wie we een zwak hadden, omdat hij in een Jappen kamp had gezeten. (Hij is de vader van de nu bekende schrijver Geert Mak). Als kosterszoon moest je verplicht op zater dagmiddag de zogenaamde tekstbrieljes halen, waardoor we wel eens in de pro blemen kwamen met ander meer jeugdige activiteiten. Soms moest je lang wachten -ik herinner me meer dan een half uur bij dominee Zelle in de Gysbert Japicxstraat- omdat de brieljes nog niet klaar waren. Er was wel telefoon, maar daar viel je een dominee toch niet mee lastig, want die was met de preekvoorbereiding bezig! De kosters van de vier kerken kwamen op zaterdagmiddag bijeen bij ons thuis om de tekstbrieljes op te halen -de tekst borden in de kerk moesten worden klaar gemaakt- en om de geldkistjes mee te nemen voor de collectes. De kistjes waren op maandag of dinsdag geleegd door een geldtelcommisssie en het geld werd dan op woensdag, verpakt in kleine zakjes in weer een grote juten of papieren zak, ach ter op de fiets, door mijn vader naar het postkantoor gebracht. Dat was een zwaar karwei en zo gebeurde het eens dat de zak van de fiets viel en scheurde inclusief een aantal van die kleine zakjes. Het was in de Korfmakersstraat en in een mum van tijd kroop iedereen op straat om die 'arme' man te helpen. Naderhand was men in het postkantoor sprakeloos omdat het tekort verwaarloosbaar was. De Noorderkerk, centraal gelegen, was een geliefde plek om er activiteiten te ondernemen. Er werden jaarlijks jonge- lingsdagen -toen al voorzichtig meetings ge naamd- en recrutendagen gehouden. Spre kers hielden in het eerste geval de jongelui de 'rechte weg' voor en in het tweede geval werd gewezen op de gevaren die de mili taire dienstplicht met zich mee bracht. Er werd zelfs een keer een Generale Synode van de Gereformeerde Kerken gehouden. Bij al deze activiteiten stonden mijn vader en moeder garant voor koffie en soep met de bijbehorende broodjes. Bekende namen Veel bekende Leeuwarders maakten de gang naar de zondagse diensten: de Van Wierens, de boekhandelaar en de klok kenmaker uit de Peperstraat die samen met drogist De Vries Willem Boekje, Klaas Klokje en Wybe Dropke werden genoemd. En verder van de Nieuwestad: Tjepkema (kleding), Venema (klokken), P.S. Bakker (kleding), Westra (kleermaker), Feenstra (Zilverrijkdom), Andriessen (kruidenier) enz. Maar ook veel 'ouden van dagen' uit de gasthuizen, voor wie mijn vader een hete briket in een test voor de stoof deed om in de kerk de voeten warm te houden. Mijn vader beschouwde het koster zijn als vierde ambt in de kerk naast predi kant, ouderling en diaken. En zo stond hij dan bij de ingang in de hal, keurig in het zwart met een streepjesbroek de kerkgan gers te ontvangen. Stond hij er niet dan staken velen hun hoofd om de hoek van de deur: 'Is er wat met Kooi?' De hal is er niet meer. Hij is nu onder deel van de keuken evenals mijn moeders oude keuken; het trapje dat naar het orgelkamertje leidde, gaat nu naar een ruimte met kopieermachines. Het orgel staat weer op de galerij. De 'grote' en 'klei ne' zaal, vergaderlokalen voor de kerken raad, jongens- en meisjesverenigingen en allerlei deputaatschappen zijn omgebouwd -samen met de kerk- tot It Aljemint. Het woonhuis is vervallen en wordt niet meer gebruikt, maar ik mocht er nog even een blik in werpen. Niet te geloven dat een gezin zo prettig leefde in dergelijke omstandigheden. Ik maakte nog de opmer king dat er onder de vloer van de voorka mer een kluis was verborgen waarin gedurende de oorlog kostbaarheden wer den bewaard en die ook later nog dienst had gedaan. Misschien zijn ze intussen aan het zoeken of er nog wat in is achterge bleven. Het einde van een kerk als kerk, net als de afgebroken Oosterkerk, de Wester- kerk, nu theater Romein, de Salvatorkerk en mogelijk nog andere kerken buiten mijn gezichtsveld. Misschien dat, net als de roep om het Vliet weer in oude staat te brengen, de kerken ook nog eens in die situatie komen. Het kan, per slot van rekening, verkeren. Interieur Noorderkerk

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2001 | | pagina 28