De vroede vaderen besloten
15
Wim Dolk Sprokkels uit de resolutieboeken van de Leeuwarder magistraat, een keuze uit
de besluiten van het stadsbestuur ten tijde van de Republiek. Dat college had een
veel bredere bevoegdheid dan de huidige Gemeenteraad; de onderwerpen lopen
uiteen van de benoeming van predikanten tot de bestraffing van overtreders van
plaatselijke verordeningen.
dat onse gecommitteerde, naa con-
gratulatie (bij de verwelkoming van de
Erfstadhouder en zijn gade, op de brede
dijk tussen Goutum en Huizum), hun in
den rangh niet en sullen begeven, maar
de Boxumerwegh oprijden en alsoo door
de Vrouwenpoort reverteren (19.8.1684).
ODE
Sar f Entrrtfoltmxtlkpemptaptrtmfhanitét ttsrs
Allrjfrt SrtrxiJjtMti
iMÖNSElGRE U R
HENRY C ASIMIR,
Prince dc NaflauComtc dc Catzcncllebogende
Viandcn, dc Dittt, 5f dcSpicgelberg Seigneur de Bytftein
Baron dc Liesfeit Gouverneur, Capitaine Genera! He
reditaire de la Province dcFiife. Gouverneur, Ca-
pitatne General dc Groninguc, d Ommchnde,
Sc de Drenthe* &c.
Et ét MiidttnttJtl AVAME
A M E L I Ei
Princcflc de Naflauncc Princefle d\AnhaJtCon-
tdfc d'Afcanic, dc Caticncllebogcnde Viandcn, dcDirti3
dc Spicgetbcre DamcdeZerbftdc Bcrnbourg, de
Bictil Icin, Baronnc de Licsvclt» &c.
tDtmUfmt*fiViIitéeLe»w*Tdei ctUkeeit 1; itattC Aan/f löSf
Par M. N e
A L E u JF A R*D E>
Cbee HE N R Y RIN TIU S, dar» la rik au Poivrc, 1 l'eniügi»
duSemeur, ióS+.
Deze lofzang op de intocht (1684) van het prinselijk paar, waarvan hier de titelpagina is
afgebeeld, is van de hand van de veelzijdige Michael Noë, hellebaardier (kamerbewaar
der/lijfwacht) van de stadhouder, voorlezer Waalse gemeente, auteur (berijmde raad
sels), graveur (lijkstatie Willem Frederik), muziek- en boekenliefhebber. In de gedetail
leerde beschrijvingen van de luisterrijke stoet (op één der praalwagens: "den schoonen
Venus, kostlijk gekleet, doch op een zedige maniere") is het tevergeefs zoeken naar een
afvaardiging van de Leeuwarder raad en vroedschap.
Op 16 november 1683 was stadhouder Hendrik Casimir II te Dessau gehuwd met zijn
amper 17-jarig nichtje Henriette Amalia (hun moeders waren zusters, dochters van
prins Frederik Hendrik); hun intocht in Leeuwarden was bepaald op 19 augustus 1684.
Naar huidige begrippen wel wat laat, namelijk op 1 augustus en volgende dagen, trof
de magistraat maatregelen inzake de brandpreventie (vuurwerk!) op die feestdag, welke
vele bezoekers uit de provincie zou trekken. 16 Augustus viel nog het besluit om, gezien
de toestand van de stedelijke financiën, aan de vorstelijke personen geen "tractement en
onthaal" aan te bieden. (De Staten schonken 100.000 gulden en een kostelijke maaltijd.)
De begroeting van het echtpaar door het stadsbestuur kon, "door de menigvuldigheyt van
carossen", niet plaats vinden aan de grens van het stadsgebied (bij het stenen pijpje over
de Wijnhornsterzijlsloot, kop van de Schrans); daartoe was de brede dijk tussen Huizum
en Goutum meer geschikt. De niet onopgemerkt gebleven schrielheid van de stedelijke
bestuurders zal ertoe hebben geleid, dat hun rijtuigen geheel aan het eind van de stoet
(meer dan vijftig koetsen, waaronder 11 zes- en 20 vierspannen) waren ingedeeld. Die
beledigende plaats werd niet geaccepteerd: na de verwelkoming - in zeer beleefde termen
- keerden zij met hun equipages terug langs de Boksumerdijk!
Een dergelijke situatie dreigde zich tachtig jaar later voor te doen. Na het overlijden (9
april 1765) van prinses Maria Louisa, douairière van Johan Willem Friso (Marijke-meu),
werd de Leeuwarder magistraat verzocht om maatregelen te nemen in verband met de
begrafenis, o.m. om "sand te fourneeren over de straten" (ter egalisering van het gebrek
kige plaveisel). Het stadsbestuur wilde daarvoor hooguit 300 gulden uittrekken omdat
"des stads finantien niet toelieten om soo een meenigte van sand als er gerequireerd werd,
tot haaren costen te besorgen". Dit wekte de indignatie van Haar Edel Mogenden: zij kwa
men terug van hun opzet om het Leeuwarder bestuur met meer distinctie dan dat van de
andere steden te behandelen. (Alle leden van raad en vroedschap zouden, onmiddellijk
achter die van de provinciale rekenkamer, in de lijkstatie hebben kunnen meelopen; nu
werd hun afvaardiging beperkt tot twee personen.) Dat veranderde de zaak: alles vloeide
voort uit abuis en onbegrip, de stad zou de geringe kosten van zand en afzettingen van
zelfsprekend tot haren laste nemen. Die kosten liepen op tot een 2800 gulden (waarvan
400 voor acht sterke mannen), maar op 13 juni 1765 kregen de vroede vaderen hun
ereplaats!
LA» it