f 2 Netwerk Wielinga I (Huber - Hamerster - Wielinga) 1659 1668 Agnetha x Ulricus 1 luber x judit Althusius I (nr. 180) I Douwc Agves. x Catharina Kolekens Hamers ter I Bossenius 1663 iipeus Wielinga x Cïeeske Jans Storm 1695 Tinannus x hlisaheth el ■4 u her Hertoghe 1687 J 7aeliarias Huber A ggac u s H a me r s t er x J e 11 i e K v e r h a rel n s x Suft rid a (nr. 201) (nr. 187) Wielinga Wielinga Pouts ma Johannes x Dieuwke Sj nerds Wielinga Wester !m is Ulricli Joan x We I Iubei Abraham Clin s Jclti Wieling. Maria Agnes x Dominieus Hamerster Huber I (nr. 200) 1 ".peus Wielinga (nr. 211) Zie: Netwerk Wieling UI rich Herman x Catliarina 1 luber I Berghuis 1758 Hernia nnus Ulricus Huber x Margaret ha Barbara (nr. 229) Km men 1748 us Ulricus 1 I aniens ter x Maria v.d. Burch (nr. 223) eb jan 1 l ubcr x Wilhelmina Vriese (nr. 234) M7S6 Het netwerk Wielinga I, ontleend, aan De Heeren van den Raede. De genummerde mannennamen staan voor raadsheren. Suffrida Poutsma, echtgenote van Everhardus Wielinga, was een halfzus ter van Berbera Bay, die getrouwd was met raadsheer Barold Knock lienetwerk uit de achttiende eeuw werd dat van de Fries-Groningse familie Knock gepresenteerd, waaraan eveneens vele raadsheren waren ontsproten. Nieuw genealogisch onderzoek heeft evenwel uitgewezen dat de Knocks nauw aan de Wielinga's verwant waren, zodat het net werk rond raadsheer Epeus Wielinga nog veel omvangrijker was dan door de schrij vers van De heeren van den Raede werd aangenomen. Ontvangers-generaal Onlangs vond ik op het Ryksargyf toeval ligerwijs nog een ander afschrift van de familieaantekeningen van Wielinga, die daar niet alleen volledig waren afgeschre ven maar ook veelomvattender zijn dan Steenkamps afschrift. Daaraan kunnen wederom tal van nieuwe inzichten worden ontleend, die ons andermaal versteld doen staan van de geweldige macht en invloed, die deze Leeuwarder patriciërs-familie in de achttiende eeuw moet hebben uitgeoe fend. Niet alleen was zij prominent aan wezig in het Hof van Friesland, zij drukte ook een groot stempel op het financiële overheidsapparaat doordat het merendeel van de ontvangers-generaal qua dienstja ren uit dit familienetwerk gesproten was. Zo beheerden zij in 1762 maar liefst vier van de vijf gewestelijke belastingkantoren die Friesland toen rijk was. Of en inhoe- verre dit familienetwerk daadwerkelijk een vuist heeft kunnen maken en zo aan de machtige grietmannen een tegenwicht kon bieden, is een vraag die zich zonder verder onderzoek niet laat beantwoorden. Laten we ons daarom eerst tot de afkomst van de stamvader van het geslacht bepa len. Epeus Wielinga (ca. 1643-1718) Van de jonge Jippe Eewerts, zoals Epeus Wielinga aanvankelijk door het leven ging, staat slechts vast dat hij een behoorlijke opleiding heeft genoten. Toen hij in 1665 trouwde was hij 'weibel' (soort gerechts dienaar) bij het Krijgsgerecht en een jaar later werd hij beëdigd tot notaris, destijds nog een modaal beroep waarvoor geen academische studie vereist was. Zolang men geen slaaf, monnik, ongelovige, dove, blinde, krankzinnige, vrouw, vervalser of advocaat was, kwam eigenlijk iedereen voor de bediening van het notarisambt in aanmerking, mits het desbetreffende examen met goed gevolg voor het Hof van Friesland werd afgelegd. Waarom hij bij zijn beëdiging in 1666 juist Epeus Wie linga ging schrijven is niet duidelijk. Zijn huwelijk met de twee jaar oudere Geiske Storm zal een deel van Epeus' succes ver klaren. Haar vader was lid van de Vroed schap van Leeuwarden en kwam in 1673 te overlijden. Bij gebrek aan een op dat moment volwassen Storm zal Epeus in het voetspoor van zijn schoonvader naar voren zijn geschoven en in 1675 tot vroeds- man zijn gekozen. En dan gaat het snel. In totaal was Epeus twintig jaar burge meester en nog langer lid van het college van Gedeputeerde Staten. Daarnaast was hij generale ontvanger van de belastingen in Menaldumadeel, waar hij te Marssum in 1680 Andringastate met bijna 30 ha land kocht. In 1697 werd zijn vermogen geschat op 70.000 gulden, waarmee hij net buiten de top-50 van Friesland viel. Stadhouderlijke familie Hij moet daarom in de gunst bij de stad houderlijke familie hebben gestaan, want zij stelde de gedeputeerden van het kwar tier der Steden aan 'en wat genoegen zijn Hoogheit [Johan Willem Friso] in mijn dienst en conduite heeft genomen gehadt, kan worden gesien uit seker missive in dato den 11 juny 1711 bij zijn Hoogheit uit het leger aan mij geschreven, leggende in de ijseren kiste.' Ook op andere terrei nen onderhielden ze een patroon-cliëntre latie: zo was Epeus compagnieschrijver (soort betaalmeester) van de lijfwacht van de stadhouder. Het bleek ook tijdens de ongekend druk bezochte begrafenis van zijn vrouw Geiske in 1704, waarop wel 400 man waren afgekomen, 'buiten en behalven de suite van mijnheer de prinse van Nassauw, die wel 40 man sterk is geweest.' Het overlijden van Johan Wil lem Friso in 1711, waarna zijn weduwe Marijke Meu het regentschap waarnam, lijkt de goede contacten alleen maar te bestendigen: 'May oft Lichtmis 1713 heeft haar Hoogheit mevrouw de princesse van Oranjen en Nassauw buiten eenige solli citatie mij weder drie jaaren het gedepu- teerde-ampt opgedragen en gegeven.' Een wonder in Gods hand De gunst die Epeus van de stadhouder lijke familie genoot, zal hij te danken heb ben aan de charismatische persoonlijk-

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2002 | | pagina 4