26
De in 1964 geplande noordelijk tangent,
ter ontsluiting van de binnenstad, werd
helaas niet overal buiten de stadskern
gelegd, maar hier net tussen het Olde-
hoofsterkerkhof en het bolwerk in. Deze
drukke route sneed de groene zone op
hinderlijke wijze af van de binnenstad.
Voor de lokatie van de prijsvraag in 1957
ging men al uit van een verbindingsweg
op dezelfde positie als waar de Boterhoek
nu loopt.
Tauber ontwierp zijn gebouw in 1959 als
een enkelvoudige bouwmassa in het groen
met de hoofdentree georiënteerd op de
Boterhoek. Het bibliotheekgebouw werd
niet parallel aan de weg gelegd maar iets
wijkend. Hierdoor kwam het gebouw los
ser in het park te liggen maar vormde het
nog wel een wand die het Oldehoofster-
kerkhof beëindigde.
Het ontwerp
Het uitgangspunt van Piet Tauber bij het
ontwerp voor de bibliotheek was om het
programma zo veel mogelijk te ordenen
op één niveau dat zo hoog kwam te liggen
dat uitzicht over het bolwerk mogelijk zou
zijn. Het bouwvolume bestond uit een rui
me begane grond, l,65m boven straatpeil,
waaraan een souterrain en een entre
sol werden toegevoegd. Twee elementen
speelden in de rechthoekige basisopzet
een belangrijke rol: de centrale uitleen
ruimte door kolommen gemarkeerd, het
Perystilium, en de magazijnruimte van
de Buma-afdeling als een gesloten blok,
dat bovendaks uit het volume stak. De
centrale hal werd middels koepels in het
dak aangelicht.
In 1959 ging de provincie ermee akkoord
dat Tauber zijn ontwerp zou uitwerken.
Op verzoek van Douma werd er een bouw
commissie ingesteld, 'te beginnen met
vertrouwen te stellen in de architect die
u kiest, en de bibliothecaris, die u hebt'
aldus Douma. De eerste gesprekken tus
sen hem en de architect leidden tot een
aangepast ontwerp in 1960 dat tussen
januari 1960 en het voorjaar van 1961
werd uitgewerkt. Daarna vonden er in de
lange wachttijd op de Rijksgoedkeuring
wederom lange gesprekken plaats tus
sen Tauber en Douma. Zodat, ook nadat
de eerste paal was geslagen op 9 maart
1964, er nog aan aantal wijzigingen wer
den doorgevoerd. Tauber bekende dat dit
ten koste ging van de, in eerste instantie,
heldere opzet van het gebouw.
Het oorspronkelijke gebouw
In het souterrain en op de bel-etage veran
derde er niet zoveel op het eerste gezicht.
Maar bij bestudering van de hoofdverdie
ping zien we dat een aantal ruimten niet
meer de oorspronkelijk dubbele hoogte
heeft. Er werd meer oppervlakte benut
voor studiefaciliteiten en de open uitleen
werd volledig geconcentreerd op de hoofd
verdieping. Alleen de centrale hal behield
de vide, waaraan rondom, op de entre
solverdieping, alle studieruimten waren
gesitueerd. Op de beganegrond werd deze
vide echter volledig omhuld met gesloten
wanden.
Het uitgevoerde ontwerp dat in 1966
werd opgeleverd kende een eenvoudige
schakering aan materialen. De gevels
waren 60 centimeter dik met voorin
geplaatste kozijnen met wisselende verti
cale maten waardoor een bijzondere licht
val gerealiseerd werd. De hoge smalle
ramen, van binnenuit bijna onzichtbaar
lieten veel licht door maar gaven een gro
te beslotenheid. De gevel zelf bedekte men
met platen Muschelkalksteen, de boeken
toren met koper en de hoge kozijnen wer
den in Redwood uitgevoerd waarna men
ze in een donker grijsblauwe kleur schil
derde. De binnenwanden werden met grof
schuurwerk afgewerkt. Op de vloeren van
de entreehal, de toegangstrap en de cen
trale hal lag natuursteen en op de overige
vloeren kurk. De plafonds werden in het
algemeen voorzien van geluidsabsorbe-
rende platen, maar onder de lichtkoepels
van de centrale hal was een, in een lichte
kleur geschilderd rasterwerk van lat
ten gespannen, zodat het één rustig vlak
leek, waar het daglicht gefilterd door naar
binnen kwam. De constructieve structuur
bestond uit een eenvoudig stelsel van
betonnen kolommen, balken en vloeren.
Rond de centrale lichthof werd op de ver
dieping een koof aangebracht van blank
geschilderd hardhout die als akoestische
voorziening voor de hal diende en als zit
bank op de verdieping. Het blanke hout
kwam ook terug in trappen, leuningen en
enkele puien.
De veranderingen
In 1993 werd gestart met het maken
van plannen voor het herinrichten van
de bibliotheek. De groeiende collecties,
nieuwe wensen en eisen door een ander
gebruikersprofiel en nieuwe technische
mogelijkheden maakten een rigoureuze
aanpak noodzakelijk. Het souterrain werd
uitgebreid met 450 m2 die in het bolwerk
werden uitgegraven. Om de bestaande
trap naar de entree verscheen een ruim
glazen portaal voor een royalere entree.
De hoofdverdieping werd voortaan als één
vrije ruimte gebruikt zodat er een volledig
De gevel van de Provinciale Bibliotheek aan de Boterhoek, 1964
LeOVdLC^LA, It