A
La» it
14
zeventiende eeuw werd met behulp van
Britse kooplieden getracht hier een groot
schalige lakenindustrie, voor een groot
deel drijvend op kinderarbeid, op te zet
ten op de plaats van het Martenahuis, het
zogenaamde Engels Huis, maar het pro
ject mislukte.
Overigens waren niet alleen kinderen
nodig voor deze bedrijfstak. Veel sterker
dan in andere sectoren dreef de textiel
nijverheid op immigranten uit Westfa-
len. Bijna 25 procent van de Leeuwarder
wevers was tussen 1540 en 1700 afkomstig
uit Duitsland, Twente en de Achterhoek.
De eerste wever, afkomstig uit Stadtlohn,
was in 1630 Tonis Beernts. Het lot van
de textielnijverheid was nauw verbonden
met die van Haarlem en Leiden en met
de neergang in deze steden verwerd deze
bedrijfstak in Leeuwarden tot een margi
nale, veelal op lokale of regionale markt
gerichte, bron van inkomsten.
Gezamenlijk begraven en feestvieren
Als we de kaart van Sickler uit 1845
bestuderen, dan is te zien, dat er sinds
1700 nauwelijks iets is gewijzigd aan de
bebouwing van de wijk. Pas na de aanleg
van het station in 1866, werd de zuider
stadsgracht rechtgetrokken, zodat er op
percelen aan weerszijde van de Willems
kade luxe woningen, villa's en openbare
gebouwen, zoals de Harmonie, de Beurs,
het Old Burger Weeshuis en de HBS kon
den worden gebouwd.
Het moet rond 1800 zijn geweest dat
onze familie, afkomstig uit Stadtlohn,
zich vestigde aan het Zaailand. Er was in
deze buurt nog steeds slechts sprake van
het Zaailand en het Arendsklooster, zij
het dat de stad in die tijd was opgedeeld
in administratieve wijken, die met letters
werden aangegeven en daarbinnen per
celen met doorlopende huisnummers. De
buurt was een deel van wijk E, waarvan
ook deel uitmaakten de nu nog bekende
straten het Ruiterskwartier, het Schaver-
nek, de Oude Doelesteeg, de Nieuwestad,
de Westerplantage en de Torenstraat.
Maar ook komen we minder bekende
straten en stegen tegen, zoals het Brand
jesklooster, de Bolswarder Steeg, Bij de
Paardenpijp, de Korstbijterssteeg, de
Steeg achter het Sneeker Veerhuis en de
Wolvesteeg. En welke jonge Leeuwarder
weet de Molensteeg, de Haniasteeg en het
Struivingspoortje nog te vinden?
Waarschijnlijk heeft de wijkindeling een
bredere betekenis gehad. In het begin van
de negentiende eeuw deed het stadsbe
stuur een dringend beroep op de burgers
tot uitvoering van de burenplicht bij bij
voorbeeld begrafenissen. In 1842 bedroeg
het aantal wijken in Leeuwarden vieren
zeventig, van gemiddeld vijfenvijftig hui
zen. Daarbinnen was er sprake van een
kleine samenleving, waarin de burgers
zich op vrijwillige basis verenigden om de
orde en de rust in de stad te handhaven
en gezamenlijk feesten te vieren. Wijk
meesters speelden een belangrijke rol in
bijvoorbeeld de armenzorg. Zo kwam ik
in huwelijksbijlagen verklaringen van
hen tegen, waarin het onvermogen van
de familie om leges te betalen werd ver
woord in het zogenaamde Bewijs van
Armoede. Eerder (Leovardia 9) schreef ik
al dat de broers Funcke eigenlijk te laat
in Leeuwarden kwamen om te profiteren
van de bloeitijd van de textielindustrie.
Dat neemt niet weg dat er in hun tijd nog
altijd vijfendertig textiel bed lijfjes waren
met ruim driehonderd werknemers, van
wie honderdveertig kinderen.
In de negentiende eeuw was het nog
verplicht om bij aangiften bij de burgerlij
ke stand getuigen mee te nemen. Daardoor
is het mogelijk de akten van geboorte,
maar ook de boeken van de volkstellin
gen, te gebruiken om vast te stellen wie
er in de eerste helft van die eeuw woon
den in de buurt Zaailand, Zaailandglop-
pe, Zaailanddoorgang en Arendsklooster.
Volgens de volkstelling van 1808 woonden
er in de buurt achtenveertig hoofdbewo
ners, van wie sommigen een woning met
twee of drie gezinnen moesten delen. Tot
de buurtgenoten van de broers Funcke
mogen we rekenen de drukkersknecht
Luwe Bruno van Albada, slachter Oege
Miedema en Piet Rutten de barbier, hoe
denmakersknecht Paulus Rosenberg en
de goudsmeden Theodorus Pas, Johannes
Feddema, Antie Feenstra en hun knech
ten Jan en Johannes Meijer. Collega's in
het textiel waren Alef Haverdink en Anne
Rodenburg, de stoffenververs.
In 1811 verlaat het gezin van Willem
Funcke het Zaailand en verhuist naar de
binnenstad.
Gezicht van de Verlaatsdwinger op de Havenbrug en het het Schavemek. Rechts nog net een stukje
van het verdwenen Arendsklooster, 1846 (Tekening S. Bonga)