De Tjessingadijk is een echte dijk Lcovor^ ca»; 8 Jan Post Sinds jaar en dag heb ik de gewoonte om in het veld dijken op te meten. De metho de is simpel. De treden in het veld reken ik om naar meters en de hoogten worden geschat aan het eigen lichaam. Zo heb ik meer dan 200 dijken in het veld gekar teerd op zo'n wijze dat ze onderling vergelijkbaar zijn. Niet volgens de exacte cij fers van landmeters of archeologen, want die hebben tot nu toe zelden het belang ingezien van vorm, breedte en hoogte van een dijk. Ik noem de verzameling dan ook maar gewoon veldschattingen. Net op de noordgrens van de gemeente Leeuwarden ligt de Tjessingadijk. Tot aan de hekken van de vliegbasis is de weg vrij toegankelijk. Op het eind van de bewoning, naast de oude trambaan heb ik een veldschatting uitgevoerd. Aan de westzijde van de basis ligt ook een stuk van deze dijk, halverwege staat een bordje dat het laatste stukje tegen de basis aan ook onder Leeuwarden hoort. Daar heb ik nog een veldschatting genoteerd. Merk waardig genoeg had ik deze weg tot nu toe niet bezocht. Nu ik in de buurt woon en de omgeving nauwkeuriger ben gaan bekijken, viel het me op, dat dit stuk aan de westzijde een dijk moest zijn. Ook het kaartbeeld wijst daar op: er waren twee 'ombochten' zichtbaar die duiden op een dijkdoorbraak, een in het westelijke stuk, de ander halverwege de rechte dijk niet ver van de Zwette. De gemeentegrens volgt de bochten. Wat wil zeggen dat de dijk in het voorland of kustland van de dijk lag, waar nog geen grens van een grietenij was vastgesteld. Beide op het kaartje aangegeven met een pijltje. Elders worden deze bochten vingerlingen genoemd; ik zie daarvan af, want het zijn meer knokkelvormige uitsteeksels aan de dijk, die om het restant van de wiel zijn heen gelegd. De wielen liggen beide op het terrein van de basis en zijn waarschijnlijk beide geëgaliseerd. Daar viel niets meer aan te onderzoeken. Een platte en opgehoogde dijk Schotanus' kaart geeft beide wielen al aan. Maar hij geeft ook aan dat toen dit gebied gekarteerd werd de dijk onder Marssum veel meer het karakter van een dijk had, dan het deel oostelijk van de Zwette. Scho tanus laat de dijk doorgaan als zomer- kade en trekweg langs de westzijde van de Zwette. Oostelijk is de dijk veel vlak ker. En vlakkere, de zogenaamde 'platte dijken', zijn meestal ouder dan de hoger opgeworpen dijken. Er is dus alle kans dat de Marssumer zijde later als onderdeel en rugwering van De Vijfdelen verhoogd is. Onder elkaar geplaatst geven de uitwer kingen van mijn schattingen inderdaad de indruk dat het oorspronkelijke staal waarop de dijk werd gelegd een breedte van zo'n zestien meter had. De hoogte aan de westzijde blijft steken op maximaal 60 cm boven het binnendijkse maaiveld. Bui tendijks is door aanslibbing het maaiveld een 20 cm hoger dan binnendijks. Dit duidt er ook op dat dit een dijk is geweest. Aan de Marssumer/Engelumer zijde is de schuin noordwest lopende dijk vlak bij het oudland nauwelijks 50 cm hoog, bij de gemeentescheiding ligt de kruin een meter boven het maaiveld, dat naar de Zwette en de basis toe nog wel een halve meter zakt. De hoogte kan iets vertekend zijn omdat er puinverharding is opgebracht, voor de zware landbouwvoertuigen. Vierde dwarsdijk bij Leeuwarden De vrij brede strook land waarop de dijk aan de westzijde ligt zou kunnen aandui den dat de dijk op de asfaltering en de bebouwing op die strook na nog geheel origineel is. De dijk is waarschijnlijk niet De Tjessingadijk zoals weergegeven op de Topografische en Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden (1851-1852), met daarop aangegeven de profiellocaties

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2003 | | pagina 11