6 Bidprentje van Johannes H. G. Jansen, aarts bisschop van 1930-1936. Hij was een kleinzoon van de Leeuwarder banketbakker Jansen beth Maria is kort daarvoor getrouwd en naar Sneek vertrokken terwijl zijn zoon Johannes Leonardus Rudolphus op het punt staat om pastoor te worden in Frederiksoord. De koek- en banketbak kerij verkoopt hij aan zijn andere zoon Andreas Johannes, het enige kind uit zijn eerste huwelijk. Zelf koopt hij een pand aan het Ruiterskwartier en gaat daar rentenieren. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat velen binnen de rooms-katholieke kerkgemeenschap van Leeuwarden en omstreken, maar ook ver daar buiten, de weg naar zijn portemonnee goed weten te vinden. Maar aan alles komt een eind, dus ook hieraan. In 1874 overlijdt zijn vrouw Sebastiana tijdens een bezoekje aan hun priesterzoon in Frederiksoord. Johan nes overlijdt acht jaar later, op 19 maart 1882, ook tijdens een bezoek aan zijn pries terzoon, maar nu inmiddels pastoor in Hilversum. Tien maanden eerder had hij voor het laatst de bestuursverga dering van het parochiaal armbestuur geleid, waarvan hij vijfentwintig jaar lang vrijwel onafgebroken voorzitter is geweest. Naar aanleiding van zijn over lijden verschijnt op 20 maart 1882 in de Leeuwarder Courant een kleine necrologie: Leeuwarden, 20 maart. Gisteren over leed, ten huize van zijn zoon, den heer Jansen, pastoor te Hilversum, de heer J.H.G. Jansen, in den ouderdom van 77 jaren, in leven kerkmeester der H. Bonifatius-parochie en voorzitter van het parochiaal armbestuur alhier. Bijna een halve eeuw was de overledene als armmeester werkzaam. In die betrekking bewees hij uitstekende diensten, vooral in strenge winters, als er veel gebrek bestond. De ervaren armmeester wist dan steeds door zijn grooten invloed gelden te verza melen en middelen te beramen, om in de behoeften der armen te voorzien. Vader van een pastoor, grootvader van een aartsbisschop Johannes was een prominent en zeer actief lid binnen de rooms-katholieke kerkge meenschap van Leeuwarden geweest. Deze betrokkenheid was niet onverwacht daar hij uit een familie kwam waarvan een niet gering aantal leden priester dan wel non waren. Zelf was hij een broer van de populaire Groninger deken Fredericus Wilhelmus Antonius Jansen. De betrokkenheid van Johannes heeft de rooms-katholieke kerk geen windeie ren gelegd. Behalve dat zijn zoon Johan nes Leonardus Rudolphus uitgroeide tot een bekende pastoor en in Hilversum een van de mooiste kerken van Nederland liet bouwen, werd zijn kleinzoon en naam genoot op 5 juni 1930, de feestdag van Sint-Bonifatius, in Utrecht tot aartsbis schop gewijd. Tijdens zijn episcopaat dat maar kort duurde, toonde hij zich een groot propagandist van de Bonifatiusbedevaart naar Dokkum. Op 17 mei 1936 overleed hij. De periode waarin Johannes actief was, was een woelige tijd voor de rooms-katholieke kerk. Met horten en stoten kwam toen langzaam een ontwikke ling op gang die uiteindelijk zou leiden tot het zogenaamde 'rijke roomse leven', waar van monseigneur Jansen op zijn beurt weer een exponent was. Van onze centen gestudeerd En ik? Ik ben gewoon een hele verre neef van die koekverkoopster, Janke Westenbrink van wie Johannes erfge naam werd. Een bescheiden erfenis die voornamelijk bestond uit de opbrengst 'it\ 1 i De Dominicuskerk aan de Speelmansstraat, gezien vanaf de Nieuwe Toren in 1877 van haar verkochte winkelhuis en tapperij in de Oude Doelesteeg, op dit moment een bar met de naam Mama- loe. Janke, die ongehuwd was, wist altijd leden van het college van armvoogden en later van het parochiaal armbestuur voor haar karretje te spannen als ze iets geregeld wilde hebben: de aankoop of verkoop van een huis, het lenen van een som geld, dan wel een getuigenis voor het een of ander. De laatste jaren van haar lange leven verliepen moeizaam. Ziek en versleten sukkelde ze van het ene rooms- katholieke huis(gezin) naar het andere, daarin bijgestaan door behulpzame mede parochianen. Het is zeer waarschijnlijk en daarom aan te nemen dat Johannes daar een sturende rol in heeft gespeeld. Mogelijk dat hij voor haar altijd al een soort vertrouwenspersoon of raadsman was geweest en ze elkaar dus al lang goed kenden. Uiteindelijk werd hij daarvoor beloond. Janke was een oudtante van mijn over grootvader, Wiebe Westenbrink. Zijn hele leven had hij twee passies: geld en mon seigneur J.H.G. Jansen, aartsbisschop van Utrecht, want die had volgens mijn over grootvader, 'van onze centen gestudeerd.' Meer had hij hierover niet te melden en inmiddels weten wij dan ook beter. Toch is er wat dat studeren betreft nog wel iets 'goed gemaakt' daar ik als Utrechter een deel van mijn middelbare schooltijd op het Bonifatiuscollege heb doorgebracht, gesticht door.jawel!

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2004 | | pagina 9