20 Aan weerszijden van de grote westelijke poortopening was het muurwerk pilas- tervormig uitgemetseld. Deze uitspringen de muurdelen werden bekroond door een vierkant basement met een zandstenen obelisk. Op een fries boven de doorgang waren de wapens van Friesland en Leeuw arden aangebracht en stond het bouwjaar aangegeven. Een segmentvormige bekroning van het fries diende als basis voor twee schild- dragende leeuwen en bezat naast een (onbekend) opschrift twee ronde schiet gaten. Tussen de beide leeuwen was het beeld van een krijgsman met wapenrusting en speer geplaatst. Dat stelde Caspar de Robles voor, de toenmalige Spaanse stad houder van Friesland. In latere tijd werd het beeld algemeen gezien als een afbeel ding van een Romeinse soldaat, waarbij het verband met de Vrouwepoort en Leeuwar den natuurlijk onduidelijk bleef. De poortdoorgang bezat twee kruis gewelven, terwijl zich aan beide kanten in de 90 cm dikke zijmuren twee boogvorm ige doorgangen bevonden die toegang gaven tot de driehoekige eveneens overwelfde ruimtes naast de torens. Later werden in de bogen houten wanden met een deur aange bracht. Veel stadspoorten waren voorzien van overwelfde kelders. Dit was ook het geval bij de Wirdumerpoort aan het begin van de Wirdumerdijk. Als de Vrouwepoort ook kelders bezat moeten ze zich bevinden in het gedeelte dat teruggevonden is. Enkele jaren na de bouw werd aan de Nieuwestadkant nog een 6 meter lang 'verlengd poortgewelf' aangebracht waaroverheen het pad op de stadswal werd aangelegd. De aan de westkant van de poort terug gevonden gemetselde pijp van Friese geel tjes lag oorspronkelijk over de ravelijn gracht die in de 19e eeuw is gedempt. Onder het wegdek aan de westzijde van deze binnenbrug bevond zich ooit een secreet, toegankelijk via een trap langs de wal, een steigertje en een in de zijmuur van de brug gemetseld poortje. Resten hiervan moeten zich nog bevinden onder het over gebleven stuk asfalt van de Westerplan tage. Afbraak van de poorten De afbraak van de bouwvallige Vrouwe- buitenpoort in 1820 was het begin van een jarenlange periode van sloop, waarbij de dertien toen aanwezige poorten en poortjes in de stadswal één voor één het loodje legden. In 1837 werd het besluit genomen de noordwesthoek van de stad in zijn geheel opnieuw in te richten. Hierbij werd nu ook de Vrouwebinnenpoort afgebroken, de gracht voor de poort gedempt, de stenen binnenbrug weggehaald en de lange houten buitenbrug vervangen door een veel kortere, ijzeren Vrouwepoorts- brug. Van deze binnenpoort zijn dus de overblijfselen teruggevonden, waarbij bleek dat het gebouw slechts is gesloopt tot iets onder het straatniveau. Toen de res tanten aan het licht kwamen was zelfs nog een deel van het oorspronkelijke wegdek aanwezig. Inmiddels is alles weer onder een dikke laag zand bedolven, in afwachting van een periode waarin er hopelijk meer gelegenheid is onderzoek te doen naar de waardevolle overblijfselen van een uniek gebouw. Onze Lieve Vrouwe binnen- en buitenpoort op een tekening van Cornelis Pronk uit 1754

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2005 | | pagina 22