Mien koekeltsje 13 Leendert Plaisier Er zijn in de loop van de tijd vele honderden boeken en boekjes verschenen over Leeuwarden en zijn inwoners. Eén van de leukste is zonder twijfel Rouge-Maison in het Oranje Bierhuis. In dit boekje worden de practical-jokes verteld die de stam gasten van het Oranje Bierhuis uithaalden met hun vriend Lodewijk Rodenhuis als middelpunt. Het is nagenoeg precies honderd jaar geleden -16 mei 1907- dat Lode wijk Rodenhuis overleed. Het was een rustig leven voor Lodewijk Rodenhuis die, geboren op 26 februari 1824 in Koudum, zich in 1857 in Leeu warden vestigde. Hard werken, dat wel, als gardenier op Achter de Hoven waar hij percelen tuin en enkele kassen had. De gekweekte producten werden verkocht door Lodewijks vrouw Gerritje Visser, door Lodewijk veelal liefkozend 'mien koe keltsje' genoemd, 's Ochtends in een kraampje op de Voorstreek ter hoogte van de Sacramentsstraat en de rest van de dag, ook 's avonds, in hun winkeltje thuis in de Grote Hoogstraat op nummer 38. Armoede zullen ze niet geleden hebben, want hoewel Lodewijk wel eens vertelt van 'misgewas en teugenslag' had hij op de tuin een knecht en een gardeniersjon gen in dienst en naast de eigen verkoop werd ook aan de tussenhandel geleverd. Het echtpaar leidde een tamelijk kalm bestaan met de kerkgang op zondag en de zondagse wandelingetjes door en om de stad. En natuurlijk het uitrukken van de Leeuwarder schutterij, de jaarlijkse ker mis en de gebruikelijke feestelijkheden ter geledenheid van een verjaardag van een lid van het koninklijk huis. Veel brui- sends gebeurde er niet in het leven van de Rodenhuizen, mede wellicht ook omdat hun huwelijk kinderloos bleef. De enige verzetjes die Lodewijk zich gunde waren de bezoekjes aan het Oranje Bierhuis waar hij, ongemerkt en onge wild, spil werd van de grappen die de andere stamgasten uithaalden. In die tijd had het bierhuis een andere indeling dan tegenwoordig. De ingang bevond zich in het midden van de gevel aan het Aucka- mastraatje en verdeelde het bierhuis aldus in twee ruimtes die de Eerste Kamer en de Tweede Kamer genoemd werden. De Eerste Kamer werd bezocht door een hecht groepje stamgasten: voor namelijk middenstanders, ambtenaren en kantooremployés. De consumpties waren er een fractie duurder dan in de Tweede Kamer, waar echter tegenover stond dat de bediening, door exploitant 'vader' Blok, er beter was. Tot het selecte gezelschap van de Eerste Kamer behoorde Lodewijk. 's Konings verjaardag Rodenhuis' hart klopte vurig voor het vaderland en het Oranjehuis. Hoewel zijn militaire achtergrond niet verder reikte dan enkele dienstplichtige maanden op Fort Bourtange, kon Lodewijk vol vuur vertellen over de oorlog tegen de Belgen, de heldendaden van Van Speijk -die liever de lucht in ging- en de door Lodewijk ver meende heldendaden van 'Kapitein Koop- mans'. Lodewijks liefde voor het Oranje huis deed voor zijn vaderlandsliefde niet onder en hij vond in de overige leden van de Eerste Kamer gelijkgestemde geesten. Geregeld werden, bij het toenemen van de gezelligheid in het bierhuis, oud-vader landse liederen zoals Thans is Oranje ons De Voorstreek ter hoogte van de Sacramentstraat rond het midden van de jaren '60 van de 19de eeuw. Zou het kraampje in opbouw, midden onder, dat van Lodewijk en Gerrit je zijn geweest

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2007 | | pagina 15