26
be met een eilandje, die door het korfma-
kersgilde werden gehuurd als winterber-
ging van rijshout. Het karrenpad naar de
vuilnisbelt liep aanvankelijk langs de
westelijke grenssloot van de gasthuis-
bleek, over een lap (circa 70 are) stads-
grond, en begon bij de rijweg van de Wir-
dumerpoort naar de Schrans. De kop van
deze laatste werd geflankeerd door de
molens de Eenhoorn en de Roseboom. Aan
de andere zijde van de 'algemeene rijd-
weg' lag een complex weilanden (circa 1/2
ha.), het Woudboersland, strekkend van
het Tolhuisdijkje tot de stadssingel. Rond
het midden van de 18de eeuw werd het
daarop staande huis bewoond door Heert
Jacobs Woudboer, hoofdberoep voerman
(vervoerder van personen en goederen).
Denkelijk was het daar, voor boeren en
andere bezoekers van de stad ook moge
lijk om hun (rijtuig)paarden uit te span
nen. Veel vertier was er ter plaatse niet te
vinden, daartoe was volop gelegenheid in
een reeks herbergen juist binnen de poort,
aan de Wirdumerdijk, waar het stadsbe
stuur betere controle had op de naleving
van stedelijke verordeningen.
Het Grauw Paard de Clanderie
Pieter Hemmes, 'timmerman mitsgaders
sits en bontglanser onder Huisum' (wat
doorgaans wil zeggen: in de Schrans)
richtte in 1756 een verzoek aan de Leeu
warder magistraat. Hij vroeg toestem
ming om een stuk grond op het aan de
stad toebehorende 'soogenaamde Assche-
poestersland' buiten de Wirdumerpoort te
mogen gebruiken en daar 'tot meerdere
bevorderinge van sijne fabricq' een huis
op te bouwen. De timmerman/aannemer
legde toen de laatste hand aan een nieu
we woning voor de Huizumer schoolmees
ter en waagde zich aan een groter project.
In augustus van dat jaar kreeg hij per
missie tot het gebruik van omstreeks 80
voet land op het bedoelde terrein, tegen
betaling van een eeuwige rente, jaarlijks
tien goudgulden a 28 stuivers. Het naar
getoonde tekening op te trekken gebouw
zal 'nooit tot een herberg of tapperie'
mogen worden gebruikt; langs de 'alge
meene rijdweg' mogen geen 'dingen ter
droginge' worden uitgehangen, 'off te
laten wayen, waardoor de peerden kun
nen verschrikt worden, tot ongemak en
gevaar van de passagiers'; bij ontruiming
dient het terrein in de oorspronkelijke
staat te worden opgeleverd. In de stedelij
ke rekening over 1759 is de door Pieter
Hemmes betaalde eeuwige rente (14
Carolusgulden) verantwoord, in die over
het volgende jaar blijkt de post verhoogd
tot 50 gulden, en dat wegens huur!
In oktober 1756 is er begonnen met de
bouw op (dit wil zeggen terzijde van de
oprit naar) het Assepoestersland en een
contract gesloten met de koopman Gerlof
Regneri over de leverantie van hout, te
betalen na gereedkomen van het huis.
Helaas was het voor Pieter in juli 1757
'door tusschenkomende omstandigheden
ondoenlijk' om de schuld (400 gulden) aan
Regneri te voldoen. Hij was meer ver
plichtingen aangegaan: 84,5 gulden aan
een tweede houtkoper en 500 gulden aan
een geldschieter (3,5%) op onderpand van
'de nieuwgeboude huisinge sampt daerin-
ne gebruikte klanderij en vordere gereed
schap.' De financiële positie van de tim
merman zal niet op korte termijn zijn
verbeterd en het huis, hoewel door zijn
gezin betrokken, bleef onvoltooid. In mei
1758 zag Pieter zich genoodzaakt om zijn
'schoone, nieuw-gebouwde huizinge,
staande op het Asschepoesters-land onder
Leeuwarden, bestaande in een grote stal-
linge voor 26 paarden, voorts kamers,
keuken, zolderinge enzovoorts' bij strijk
geld publiek te laten verkopen. Uit deze
beschrijving blijkt zijn dubbele agenda:
kennelijk was het de bedoeling om op deze
daartoe bij uitstek geëigende plek ook een
stalhouderij te beginnen. Regneri's bod
van 600 goudgulden is bij de definitieve
veiling in juni niet verhoogd; twee
gerechtsboden hadden voor de aanvang
aanzegging gedaan, dat gebruik als her
berg of tapperij was uitgesloten. Uit de
koopakte blijkt, 'dat de huizinge cum
annexis is verkogt, so onvoltooyd als
deselve is, sonder dat onder deese coop zal
zijn begrepen de losse steenen of andere
materialen die tot opbouw van 't huis
daar gebragt mogen zijn, ook niet de
glanspers met sijn planken, schoon spij
ker of nagelvast zijnde.' Het stadsbestuur,
dat de overdracht van stadsgrond wilde
voorkomen, liet de verkoopsproclamaties
Uitsnede van een kaart van Leeuwarden uit circa 1836, waarop nadere topografische
aanduidingen zijn bijgeschreven