15 van het Wittenonnenklooster in de Gro te Kerkstraat. De kerk mocht zich ver heugen in de bescherming van Willem Frederik en later van Maria Louise en bood de gevluchte hugenoten, waaronder een aantal lakenfabrikanten, een anker plaats in het vreemde Leeuwarden. Niet alleen de godsdienstoefening vond plaats in de Franse taal, ook werd Franse les gegeven door een eigen Franse leraar. Duitsers waren al eerder in een wat groter aantal gekomen, niet zelden aange moedigd door de gunstige vestigingsvoor waarden van de Staten van Friesland, zoals twaalf jaar vrijstelling van belas tingen en de vrijheid het meesterschap uit te oefenen buiten de gilden. Maar ook vestigden personen uit het gevolg van de Duitse stadhouders zich hier soms per manent, evenals leden van Duitse legers. Onder leiding van Duitse predikanten en vooral van de kapitaalkrachtige jonker Andreas Möller, streden deze Duitsers voor het stichten van een Lutherse kerk. Dat stuitte aanvankelijk op fel verzet van de gereformeerden, maar uiteindelijk zag de magistraat van Leeuwarden zich ver plicht de in 1680 gebouwde Lutherse kerk aan de Oosterstraat te erkennen. Aan het eind van de zeventiende eeuw telde de lutherse gemeente bijna vier honderd zielen, waaronder uiteraard ook 'autochtone' Leeuwarders. Zo'n honderd jaar later, de gemeente telde toen reeds zevenhonderd leden, werd het kerkge bouw vergroot en vernieuwd, waaraan de gedenksteen in de muur herinnert: 'Door den Zegen van God de Gunst van 's Lands Vaderlijke Overheden en de Christelijke Mildaadigheid van de gezamenlijke Inge zetenen deezer Stad en de Leden der Evangelisch-Luthersche Gemeente te Amsterdam Is dit Huis Gebouwt MDC- CLXXIV.' De lutheranen hadden ook hun eigen onderwijs met vanaf 1697 een eigen lutherse schoolmeester. Later werd de Diaconieschool van de lutherse gemeente gesticht in de Nieuwe Oosterstraat. Sinds de joden in 1619 door de Staten van Holland vrije godsdienstoefening werd toegestaan, kwamen er ook in Leeu warden van tijd tot tijd gezinnen die zich hier vestigden, ondanks het feit, dat ze hiervoor geen vergunning kregen van de Staten van Friesland. In 1670 werd in de Boterhoek het eerste kleine joodse kerk hof ingericht. In 1800 woonden in onze stad 433 joden, die hun geloof beleden in de synagoge in de Sacramentsstraat. Deze werd in 1805 geheel afgebroken, waarna nieuwbouw zorgde voor het gro tere gebouw, met 300 plaatsen beneden voor de mannen en 200 voor de vrouwen boven. Op de Nieuweburen bevond zich het vrouwenbadhuis, dat later verhuisde naar de Sacramentsstraat. Ook hadden de joden hun eigen Israëlitische school. Geen broederschap in den Here Zo erg als het ging met de doopsgezinden Wybrand Jansz en Sicke Frederixszoon, die in 1530 en 1531 in het rooms katho lieke Leeuwarden werden gedood, ging het ruim een eeuw later niet, maar toch.... Wopke Eekhoff mag dan over de komst van de hugenoten beweren dat 'ook Friesland met open armen velen dezer ballingen ont ving', de werkelijkheid lag toch iets genu anceerder. De predikanten en kerkeraad van de nederduits hervormde gemeente waren fel tegen de 'ongehoorde nieuwig heid' van de Waalse gemeente en deden alle moeite om de oprichting ervan te voor komen door dreigementen en polemieken. De Staten voelden zich genoodzaakt om de hervormden te gebieden zich van elke vorm van tegenwerking te onthouden, wilde er geen stafvervolging van komen. De lutheranen verging het niet anders. Onder druk van de hervormde kerkeraad maakte de Magistraat van Leeuwarden in 1671 bekend dat de lutherse predikant binnen drie dagen diende te vertrekken en dat een bijeenkomst van de lutheranen met alle mogelijke middelen zou worden voorkomen. Toen men het in 1680 toch waagde een eenvoudige kerk te bouwen, werd het bevel gegeven, dat de metselaars en timmerlieden het reeds begonnen werk niet alleen moesten staken, maar dat ze het bouwwerk tot de fundamenten toe af moesten afbreken. Een jaar later zagen de Staten en de Magistraat zich verplicht de lutherse gemeente te erkennen als gevolg van de Staatsresolutie van 22 juli 1682, waarin vrije uitoefening van godsdienst werd afgekondigd. Mogelijk nog groter was de weerstand tegen de aanwezigheid van de joden in de stad. Het schijnt dat reizende geloofsge noten zich zo hebben misdragen, dat ze de ergernis van de Magistraat opwekten, Een hooggeplaatste 'mof. De prins van Waldeck woonde in de Grote Kerkstraat en was officier in het Staatse leger. Hij sneuvelde in 1793 tegen de Fransen zodat die tussen 1712 en 1716 bij herha ling opdracht gaf de vreemde joden aan de stadsgrens te weren. Iedere jood die hier nog geen drie jaar woonde, moest ver trekken 'opdat de stadt van dat schuijm van menschen magh worden gesuijvert.' Een dergelijke ordonnantie werd her haald in 1752 en in 1770, omdat allerlei reizende vreemde joden dikwijls bedrieg lijke handel pleegden en grote last ver oorzaakten. Dit heeft de integratie van de goedwillende joden natuurlijk niet bevor derd. In contrast met deze kerkelijke strijd staat de innige samenwerking van twee verlichte dominees, de lutherse Philip- pus Muller en de Waalse Jacques Cour- tonne, die samen deel uitmaakten van de redactie van de Leeuwarder Courant en daarin pleitten voor begrip en tolerantie ten aanzien van andere godsdiensten. Gelukkig kunnen we vaststellen, dat zowel hugenoten als lutheranen en joden in latere eeuwen in Leeuwarden volledig in de gemeenschap werden opgenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2007 | | pagina 17