Heerke en Johannes Wenning, Leeuwarder heraldici van faam 22 Loes Wenning Op 25 juni 1828 werd in Dokkum het zesde van de acht kinderen geboren van Heerke Wenning (1786-1860) en Trijntje Ferwerda (1789-1846). Zij noemden hem Ype Heerke en hij is mijn betovergrootvader. Zijn nazaten hadden bijzondere talenten op het gebied van beeldende kunst en heraldiek. Het geslacht Wenning heeft zijn oorsprong in Beieren en is onder de naam Wening al in de 15e eeuw naar het noorden verhuisd en heeft zich via Twente gevestigd in Friesland. De naam werd door klooster broeders bij vergissing verkeerd overge boekt, waardoor deze een n te veel kreeg. De Beierse tak Wening bestaat nog altijd en werd volgens de Armoreal Général van Rietstap op 9 april 1839 in de adelstand verheven. Deze familie voert een wapen en de Friezen namen dit wapen over met toevoeging van een hartschild en een spreuk: Perseverantia omnia vincit (Vol harding overwint alles). De beschrijving van het wapen van Wenning in de Riet stap luidt: gevierendeeld: I en IV in goud een griffioen van rood; II en III in blauw een ster van zilver; hartschild in rood drie schildjes van goud. Helmteken: drie struisveren, één van zilver tussen twee van blauw. Dekkleden: rechts: blauw, Detail van het Fries van het gesloopte Amelandshuis uit 1973, waarop de wapens van de Friese adel staan weer gegeven gevoerd met zilver; links: rood, gevoerd met goud. Heerke Wenning, van hofleverancier tot meer dan een gewone conciërge Ype Heerke Wenning (overleden te Leeu warden in 1890) trouwde met Sjoukje Dijkstra en zij kregen drie zonen. De oud ste werd, zoals toen gebruikelijk was, naar opa Heerke genoemd. Hij werd hof leverancier (ik weet niet waarin) bij prins Hendrik, een broer van koning Willem III, vanaf diens tweede huwelijk tot aan zijn dood op 13 januari 1879. Heerke keerde terug uit Den Haag naar Friesland en ging in Leeuwarden wonen in de Westerstraat 12 en werkte aanvanke lijk bij het kadaster als tekenaar. Hij was getrouwd met de Haagse Elisabetha Neu- kirchen (1851-1940) bij wie hij drie zonen kreeg: Pieter Willem Frederik, Heerke Johannes Karei en Jan, die slechts twee jaar oud werd. Wie ooit nasporing heeft gedaan op het gebied van Friese wapens zal vertrouwd zijn met de naam van Heerke Wenning. Enkele van zijn handschriften zijn in Tre- soar aanwezig, onder andere het bekende De Navorscher der Heraldiek. Het Fries Museum bewaart een aantal van zijn wapentekeningen. Zijn belangrijkste werk verscheen in 1882: Kwartieren van de adellijke geslach ten der Provincie Frieschland, dat werd opgedragen aan het Friesch Genootschap en vereerd met de intekening van Zijne Majesteit de Koning. Het boek, dat in een beperkte oplage verscheen, was bij inte kening verkrijgbaar 'voor Adellijke en aanverwante Familieën'. De intekening vond plaats op zijn nieuwe adres: 'in het gebouw der Rijks Hogere Burgerschool' aan het Zaailand, aan welke school hij inmiddels was benoemd tot conciërge. In 1886 volgde de intekening door prinses Sophie. In verband met de naderende kronings feesten van koningin Wilhelmina in 1898 wilde de provincie de Friese vlag ook voor officiële gelegenheden laten vastleggen. Hiertoe werd aan Heerke, die al een grote naam had opgebouwd als heraldisch teke naar, gevraagd een tekening en beschrij ving te maken. In een besluit van 14 okto ber 1897 werd zijn rapport aangenomen en de officiële beschrijving vastgelegd: 'in blauw drie witte rechtsschuine banen, met daarop zeven rode pompebladen, gerangschikt twee, drie en twee.' Heerke tekende hierbij aan 'het mogen geen har ten zijn!' Het zou vreemd genoeg nog tot 1957 duren voor de vlag door de Provinci ale Staten definitief werd vastgesteld en samen met het wapen ter bevestiging aan de koningin aangeboden. In 1896 verleende Heerke, samen met mr. J.L. Berns, rijksarchivaris, zijn mede werking aan de vaststelling van de bla zoenen en geslachtsnamen in de nieuwe Statenzaal. Deze namen en blazoenen van geslachten van grietmannen zijn aangebracht in de 72 vakken waarin het plafond is verdeeld. Talrijk zijn Heerkes publicaties in het Jaarboekje van de Frieschen Adel, De Friesche Adelaar, waaruit zijn brede ken nis van de heraldiek en zijn talent als, wat hij zelf noemde, kunstwapenschilder blijkt. Of het nu gaat om het tekenen en beschrijven van de adellijke grafstenen uit de kerken van Friens, Hurdegaryp, Wur- dum, Oentsjerk, Raard, de Martinikerk in Franeker of om de wapens in het fries van het Amelandshuis aan de Voorstreek met de 32 stamdelen of kwartieren van Frans Duco van Cammingha, laatste heer van

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2010 | | pagina 24