15 België, de toren van Pisa, Chinese figu ranten in Hollywood, een krokodillenfarm in Amerika, een kanon bij het Kremlin en een trojka op de Siberische steppen. Voor kleine Japie moest dan een logeer adres gevonden worden. 'Zo ben ik eenmaal, 2 jaar oud, in 1924 bij mijn grootmoeder in Heerenveen ondergebracht. Dat was gezien haar ouderdom, toen 71 jaar, geen succes. Een jaar later ben ik gestald bij Oom Anton en Tante Mien (Dalhuysen-Kijlstra*) - zij een zuster van mijn moeder - in Huize Voormeer in Heerenveen, waar zij juist na hun huwelijk waren komen te wonen. Een openbaring was het (niet werkende) telefoontoestel, dat in mijn slaapkamer stond. Dat kan ik mij nog precies herinne ren. Ik belde er iedere ochtend mijn papa en mama mee op.' Enkele jaren later nemen zijn ouders niet meer de moeite om hem aan ver trouwde familieleden toe te vertrouwen, maar blijft hij thuis onder toeziend oog van het personeel. 'Mijn moeder was een voortreffelijke gast vrouw. Met gasten of logés was zij op haar best. Ze kon onderhoudend conver seren (in alle talen) en wist bijvoorbeeld uitstekend een grap of anekdote te vertel len, geen woord te veel of te weinig en de pointe op het juiste moment. Dat waren gewoon kleine toneelstukjes. Ook reizen, daar was ze dol op. Vol enthousiasme wijdde zij zich dan aan de voorbereidingen. Op een dag vlak na het ontbijt stond ik in de woonkamer bene den. Niemand bemoeide zich met mij en iedereen was druk bezig met heen en weer lopen. Plotseling kwam mijn moeder de kamer binnen, boog zich opgewonden-blij naar mij toe, gaf me een kus en zei: 'Dag Japie, we gaan nu weg, tot ziens hoor!' en wèg was zij. Ik was op niets voorbereid en stond aan de grond genageld. Sprake loos. Ineens was ik mijn moeder kwijt. Ik heb sindsdien nooit meer echt van haar gehouden. Toen zij na een maand of zo terugkwamen, zei ze na de begroeting: 'hé, Japie is geloof ik helemaal niet blij dat wij terug zijn.' Dat was ik ook niet. De band was gebroken. Voor altijd. Mijn ouders waren altijd bang dat mij iets zou overkomen. Ze hadden ook niet een paar voor het breken. Allerlei dingen die andere kinderen wel hadden, mocht ik niet hebben. Rolschaatsen of een autoped (step) leken mij prachtig, maar die heb ik nooit gekregen. Veel te gevaarlijk. Ik was de laatste van mijn vriendjes die een fiets kreeg. Sommigen hadden zo'n ding al jaren. Toen ik werd gevraagd voor een weekje vakantie in Fredeshiem bij Steen- wijk met een groepje van een stuk of tien andere kinderen - ik was toen 9 jaar -, konden mijn ouders er niet onderuit en moest ik nog gauw fietsen gaan leren. Ik was daar het buitenbeentje, omdat ik nooit geleerd had met andere kinderen om te gaan. Als de anderen speelden, stond ik er een beetje bij, meestal in de buurt van de leidsters, een paar moeders van andere kinderen. In Fredeshiem was het ook de eerste keer in mijn leven dat ik met meisjes geconfronteerd werd. Ik vond Deelnemers aan het openluchtspel Leeuwarden Eén en de historische optocht ter gelegenheid van 500 jaar Leeuwarden. V.l.n.r.: Wietse van der Velde, Jaap Hepkema, Irma Vis-Catz, Do Sprock, Bets Vromen-Levy, Kees Cath, Dini van der Velde-Buurma, Anna Maria Hepkema-Kijlstra, Jhr. Coert van Beyma, Jet Hepkema, Trijn Hepkema-Tjalma, Sissing, april 1935

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2010 | | pagina 17