6 Portret van Tjitske Hiemstra en zelfportret van Rob Röhrkohl, krijttekeningen op getint papier, 1941. Tjitskes nalatenschap omvatte meer dan 40 werken van Röhrkohl, waar van zij de helft voor 1942 van Rob ten geschenke heeft gekregen onderduikers, hongerkinderen en passan ten en dan kon Rob er ook nog wel bij. Hij lag daar met zijn scheepje voor Noordvliet 565 achter de rozebottelstruiken. Maaike moest geregeld van haar moeder met een pannetje eten naar het schip, 'en dan zat hij daar te schilderen op die verhoging, altijd in het bruin gekleed, met een pof broek en van die geblokte kniekousen met wybertjes'. Eind november 1943 is hij opgehaald door de Duitsers en alle schilderijen aan boord zijn ook meegenomen. Maaike heeft het zelf niet gezien, 'want ik was naar school. Maar toen ik thuiskwam stond die vrachtwagen daar nog en mijn moeder zei: "Het is toch wat, opgepakt door zijn eigen mensen!" De oorlog is redeloos, maar er gebeur den weinig dingen zonder reden. Naar alle gedachten is Rob Röhrkohl juist daar bij Allema voor de wal gaan liggen, omdat de kade van het Vliet gemeentegrond is. Zo konden ze Allema niets maken. Hij heeft zich niet gemeld. Hij heeft gewacht tot ze kwamen. Ontmoetingen in Giethoorn en Rotter dam Röhrkohl kwam terecht in een reserve regiment, opgericht in Hamburg begin 1943 voor dienst in Nederland. Heel toe passelijk had iemand bij de Generale Staf bedacht dat het dan maar een regiment wielrijders moest zijn. Het doet denken aan Comedy Capers, want een van de oefeningen bestond uit fietsen met volle bepakking achter een vrachtwagen, waar aan je vastzat met een touw (Radfahren im Seilschlepp hinter Kraftfahrzeugen). Rob Röhrkohl werd ingezet als soldaat wielrijder in een onderdeel genaamd Schnelle Abteilung 509. Dit deed vooral dienst als bewakingsdetachement en lag voorjaar 1944 te Almelo en in september in Havelte bij een nieuw vliegveld voor nacht jagers, dat door Amerikaanse bombarde menten nooit van de grond is gekomen. Op een zondag kwam hij toen zomaar opdui ken, in uniform, bij de familie Schreur, oude vrienden in het nabije Giethoorn. Toen er die middag weer bommen vielen op Havelte, zegt een getuige, verstopte hij zich in de hooiberg. Rob Röhrkohl was een bange man in Wehrmachtuniform. Bang, niet zozeer om te sneuvelen, maar om ver minkt terug te komen, zoals hij dat in zijn jeugd veel had gezien. In het najaar van 1944 werd het deta chement overgeplaatst naar Poortugaal, zuid van Rotterdam, ter bewaking van de olie in Pernis. Daar zag de heer H.A. van Dijk hem, op wacht voor het hoofdkwartier van het onderdeel, een gevorderde school: 'Ondanks z'n uniform herkende ik hem en heb toen toch maar een praatje met hem gemaakt. Hij zag de toestand somber in, moest af en toe een Maasbrug bewaken, wat niet zonder gevaar was'. Aan dienst op de Rotterdamse bruggen hadden de Wehrmachtsoldaten een gloeiende hekel, want geallieerde jachtvliegtuigen plach ten aan het eind van een missie daarop hun mitrailleurs te legen. Eind 1944 had Tine Wiersma-Meinar- dy een ontmoeting met hem, toen hij op wacht stond op de Willemsbrug in Rot terdam: 'Ik schrok me dood, want ineens kwam er een Duitser op mij af, die vroeg: "Tine, hebben jullie genoeg te eten?". Toen zag ik dat het Rob was. Ik zei "Ja," en draaide me om, want je moest natuurlijk niet gezien worden, datje met een Duitser stond te praten.' Het einde voorbij Met Nieuwjaar 1945 ging zijn onderdeel terug naar Duitsland, doch zonder Röhr kohl. Hij moet zijn overgeplaatst, vermoe delijk naar de Schnelle Abteilung 504, ingezet bij de kustbewaking in Noord- Holland, rond Castricum, met name bij de Flak, het luchtdoelgeschut, dat hoogstzel den iets raakte. Aan Sjerp Kaastra schreef hij, dat hij vooral dienst had gedaan als kok en als verzorger van Duitse soldaten- graven. Nu is er in Noord-Holland maar één Duits ereveld geweest: op Texel na de Georgische Opstand. Daar heeft de Friese schaakkampioen Haye Kramer, destijds Voedselcommissaris en zo in het bezit van een onbeperkte Ausweis, die Rob kende van Philidor, hem nog gezien. Maar het 'verzorgen van graven' was wel een eufe misme voor wat er werkelijk moest gebeu ren: het herbegraven van ruim 400 door de Georgiërs vermoorde Wehrmachtsol daten, die door de Texelaars provisorisch onder de grond waren gestopt. Genoeg, zou je tegenwoordig zeggen, om er een LiCOV<3LP^t4)t,k

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2010 | | pagina 8